RAH Schepenbank Lummen nr. 76

Gichten Loons recht buiten vrijheid

18 januari 1596 - 06 maart 1603

 

Titelblad verso

In 1598 op 7 juli Valetijn Valetijns, in Coorsel wonend en onze medebroeder Loons schepen, heeft toestemming gevraagd om van zijn schepenambt ontslagen te worden vanwege zijn ouderdom en impotentie. Hij is bijna 80 jaar oud.

 

1596, 20 januari. Folio 01

Lenardt Blueckmans, voor hem en voor Matthijs Blueckmans met hun megeringen, Jan Bolarts als momber van zijn huisvrouw hebben het versterf ontvangen dat hem aangestorven is na de dood van Jan Blueckmans: 4 halster land, grenzend Henrick Blueckmans aan 3 zijden en Peter Vogelers; nog 4 dachmael broek gelegen in 'Gheen Roet' te Haexelaer, grenzend Hansken in Gyzen Blueck, Peter Hoefmans, dAuwe Beeck, sheeren straet. Lenardt voor hem en voor zijn broer Matthijs Blueckmans en Jan Bolarts als momber van zijn huisvrouw zijn ter gichte gekomen. Deze goederen zijn belast met 5 penninck grondcijns.

 

1596, 20 januari. Folio 01

Henrick, Wauter, Peter en Matthijs Blueckmans hebben het voorschreven goed ontvangen en ze zijn ter gichte gekomen.

 

1596, 08 februari. Folio 03

Cristiaen Heijmans in naam van zijn huisvrouw Lijsbeth Swinnen, Geert Willems hebben ontvangen het versterf onder Haexelaer gelegen dat hen na de dood van Jan Blueckmans verstorven is en dat hiervoor door Lenardt Blueckmans cum suis is ontvangen. Cristiaen en Geerd zijn ter gichte gekomen.

 

1596, 08 februari. Folio 03v

Matthijs Claes, in naam van zijn huisvrouw Anna Vogelers, Peter Weerts in naam van zijn huisvrouw Catlijn Vogelers hebben het versterf ontvangen dat hen is verstorven na de dood van Elen Vogeleers, hun moeder. Het betreft een stuk land en broek in Castel onder Courselle gelegen, geheten 'dLanck Bloeck', grenzend sheeren straet, Wauter Blueckmans en dezelfde erfgenamen; nog een bloecxke aan 'den Duerlender' gelegen, grenzend sheeren straet, Jacop Convents, Gilis Laukens; nog een beemd genaamd 'tBije Stuck', grenzend de beek aan 2 zijden en Jan Nelens 3). Matthijs Claes en Peter Weerts zijn ter gichte gekomen.

 

1596, 15 februari. Folio 04

Cristiaen en Heijlwich Hueveners, Jan Claes in naam van zijn huisvrouw Maria Hueveners hebben ontvangen na de dood van Elen Vogelers, hun grootmoeder, het versterf onder Coerselle gelegen: een stuk land geheten 'het Neerbloeck', grenzend 'dije Stal Blueck', Geerdt Claes, sheeren straet; nog een stuk land geheten 'dLanck Bloeck', grenzend sheeren straet, Wouter Blueckmans en dezelfde erfgenamen van Elen Vogelers; nog een beemd genaamd 'dij Stuck', grenzend de beek aan 2 zijden, Jan Cornelis, Matthijs en Peter Weerts. Cristiaen voor hem en Heijlwich Hueveners en ook Jan Claes als echtgenoot zijn ter gichte gekomen.

 

1596, 15 februari. Folio 04

Vincent Pondtmans draagt op aan Ambrosius Vander Eijcken een stuk land opde Stap onder Schuelen gelegen, genaamd 'de Heij', grenzend 'dije Lomp', Maria Geerts en sheeren straet aan 2 zijden, voor 28 gulden Brabants eens boven alle lasten daarvan uitgaand. Vincent moet alle verlopen lasten betalen tot St.-Andries eerstkomend. Hij zal ook de opbrengst van dit jaar hebben. Goetspenninck 11 ort, lijcoop nae landtcoop. Ambrosius is ter gichte gekomen.

 

1596, 15 februari. Folio 04v

Geertruijt Pelsers met haar mombers Peter Deijns en Henrick Everarts dragen op aan Ambrosius Vander Eijcken en kwijten hem en zijn panden, verkregen in de voorgaande gichte, van 10,5 gulden Brabants jaarlijks zoals ze aan deze panden trekt. De gicht daarvan gebeurde in 1595 op 20 juli. Ze kreeg de hoetpenninck met alle verlopen betaald. Ambrosius is ter gichte gekomen.

 

1596, 15 februari. Folio 04v

Jan Stas met zijn huisvrouw Judith Van Ardennen dragen op aan Geertruijt Pelsers huis en hof in Schuelen op 'den Plein' gelegen, grenzend de straat aan 2 zijden, Hubrecht Wouters en mr. Jan Van Gelmen erfgenamen, als een pand en onderpand voor 10 gulden 10 stuivers Brabants jaarlijks met valdag op datum van gichten. Deze mogen afgelegd worden met 150 gulden eens en met volle rente. Goetspenninck 1,5 stuivers. Geertruijt Pelsers is ter gichte gekomen.

 

1596, 15 februari. Folio 04v

Henrick, Lenardt, Jan en Joris Swijns en Claes als momber van zijn huisvrouw hebben opgedragen aan Ambrosius Vander Eijcken huis en hof opde Stap gelegen, grenzend sheeren straet aan 2 zijden, Joris Luijten en Servaes Jaupen, voor 48 gulden Brabants eens. Dit is teniet want het werd vernaderd op 28 november.

 

1596, 15 februari. Folio 05

Elizabeth van Ranst heeft ontvangen een erf dat haar verstorven is na de dood van Geertruijt Van Ranst, haar zuster, onder Schuelen gelegen, hovend in Schelen Hof. Claes Shanen(?) van Sonoven is in de naam van Elizabeth van Ranst ter gichte gekomen.

 

1596, 07 maart. Folio 05v

Lambrecht Srijcken zegt dat ongeveer een jaar geleden door hem een testament werd ingesteld voor de justitie in Beringen om daar te laten proeven. Daarna heeft hij verkocht aan Peter Reynders een huisje met 3 halster land eraan in Pael onder Beringen gelegen en waarvan de gichte gebeurd is. Peter zou daar graag op bouwen en meer 'huisingen' zetten. Voor het geval dat hij problemen zou krijgen nadat hij het verbeterd heeft, draagt Lambrecht op aan Peter Reynders voorschreven 3 dachmael broek genaamd 'den Grooten Beempt', nog 2 vaet land onder Gestel gelegen, grenzend de straat, Goris Mommen en Claes Bonarts als een borg voor alle schade en intrest die Peter mocht krijgen, zodat hij daaraan zijn geld kan halen. Lambrecht verklaart dat het goed voorschreven nergens mee belast is.

 

1596, 07 maart. Folio 07v

Anna Hoecx met haar momber Gilis Wouters en haar zoon Henrick Convents en eveneens Gilis Wouters en Henrick Convents voor henzelf met Sebastiaen Wijnen, samen en apart, dragen op aan Ardt Slangen een stuk land in Coerselle gelegen, geheten 'het Hoecx Bloeck', grenzend sheeren straet aan 2 zijden, Hubert Huben en Margriet Brans. Verkocht voor en om 160 gulden Brabants geld boven de uitgaande lasten. Dat gaat om sheeren cijns en 5 stuivers jaarlijks aan St.-Anna-altaar in Coerselle, goetspenninck 5,5 stuivers, lijcoop nae landtcoop. Ardt Slangen is ter gichte gekomen. De voorgeschreven partijen hebben opgedragen aan Ardt Slangen hun Loonse goederen als een borg voor het geval dat Ardt problemen mocht ondervinden.

 

1596, 21 maart. Folio 09v

Jan Witters en Matthijs Put der Oude als mombers van Machiel Beckers de zoon van Peter Beckers dragen op aan Peter Nelens een stuk broek in Overselle gelegen, grenzend sheeren ardt, de Maelbeeck, voor de lasten die Peter Nelens daarop trekt, namelijk 36 stuivers jaarlijks. Hier boven betaalt Peter Nelens nog 10 gulden Brabants eens. Peter is ter gichte gekomen.

Matthijs Put der Oude draagt op een stuk broek geheten 'het gemeijn brouck', grenzend Henrick Jans en 'de Vijf Zillen' als een borg om Peter Nelens zijn verhaal daaraan te nemen indien er problemen betreffende deze verkoop komen.

In 1621 op 4 februari heeft Michiel Beckers ingestemd met de bovengeschreven gicht.

 

1596, 21 maart. Folio 10

Philips Witters draagt op aan Ardt Diericx een stuk broek gelegen 'inden Convents Hoeck', grenzend zijn eigen erf, Jan Convents en de Maelbeeck, voor 210 gulden Brabants; nog 2 philips daelders als een kermis voor zijn huisvrouw. Volgens hun condities van 3 mudden koren die Philips heeft gekocht van Ardt voor 50 gulden komen deze in mindering aan de koopsom. Goetspenninck 2 gulden voor de kerk, lijcop nae landtcoop. Ardt Diricx is ter gichte gekomen. Solvit pontgelt 10 gulden 15 stuivers 15 groot.

 

1596, 21 maart. Folio 11

Rutzart Beverle met zijn huisvrouw Catrijn Claes en eveneens Maria Claes uit kracht van een volmacht aan haar gegeven door haar man Jacques de Coninck dragen op aan Cornelis, Jan en Lijsbeth Verhaijck wettige kinderen van Jan Verhaijck en Anna Van Thienen een stuk erf van omtrent 2 vat zaaiens gelegen 'int Liebens Velt' onder Schuelen, grenzend deze erfgenamen van Jan Verhaijck, 'Cuppens Hoefken' en sheeren straet , Claes Claes 4); nog de helft van een weideke waarvan de wederhelft toebehoort aan de erfgenamen van Jan Van Haijck, geheten 'het Auwezel', grenzend 'het Liebens Velt' en sheeren straet. Verkocht voor 114 gulden Brabants geld zoals het zijn loop en koers heeft in het land van Luijck, maar in Diest te leveren. Te betalen op datum van gichten. De verkopers hebben 55 gulden ontvangen en de rest zal betaald worden als het proces geëindigd is dat gekomen is van 7 gulden Brabants jaarlijks dat hier voor de Loonse bank aanhangig is. Dan moet er dadelijk betaald worden en indien dat niet gebeurt, zullen de verkopers weer tot hun goed komen. Ze staan ervoor garant dat het goed enkel belast is met grondcijns aan de heer. Ze staan ervoor garant met hun persoon en goed. De onkosten moeten de kopers betalen en aan de laatste betaling zal dan het pontgelt in mindering komen. Mocht het goed vernaderd worden, dan zullen de kopers de bezaaide of nog te bezaaien vruchten hebben uit vriendschap. Goetspenninck 2 stuivers 3 ort, lijcop nae landtcoop. Anna Van Thienen is in de naam van en voor haar kinderen voorschreven ter gichte gekomen. Ze boudt wel haar leven lang de tocht. Anna heeft ook het pontgelt betaald. In 1597 op 10 juli heeft Rutzart Beverle bekend dat hij alles betaald kreeg.

1596, 21 maart. Folio 11v

De machtiging.

De schepenen en de Raad van de stad Mechelen verklaren dat vandaag voor hem verscheen Jacques de Coninck, poorter van de stad, als man en momber van Maria Claes en hij heeft ingestemd met de verkoop van de goederen die verkocht werden in haar naam en in zijn naam en in de naam van haar zuster Catrijn Claes en haar man aan Anna Van Thienen en haar kinderen uit het eerste huwelijk. Het gaat om 2 stukjes land met toebehoren van 2 vat zaaiens en van een stuk beemd daarnaast gelegen omtrent Herle onder Schuelen, grenzend sheeren straet 1) en Claes Claes erf 2), 'het Liebens Velt' genaamd. Hij vaardigt Hendrick Gilis en zijn huisvrouw Maria Claes af om deze verkoop wettelijk te regelen. Het zegel van de stad Mechelen werd op dit document gedrukt op 5 maart 1596. Ondertekend Paessenrode. Het groot zegel werd gedrukt in groene was met de wapens van de stad Mechelen.

 

1596, 02 mei. Op jaergedinghe. Folio 13

Vincent Pondtmans draagt op aan Tielman Smans een zille broek gelegen 'opden Hauvenbeempt', grenzend St.-Joris van Schuelen, Lenardt Swarts, voor 30 gulden Brabants eens, goetspenninck 1 ort, lijcoop nae landtcoop. Tielman Smans is ter gichte gekomen.

 

1596, 02 mei. Op jaergedinghe. Folio 14

Lenardt en Matheuwis Blueckmans, Geerdt Willems, Jan Boularts als momber van zijn aanwezige en instemmende huisvrouw Lijsbeth Blueckmans en Christiaen Heijmans als momber van zijn huisvrouw die hij hier zal laten komen om in te stemmen, dragen samen en apart op aan Lenardt Pouwels een beemd gelegen in Haexelaer, met een gracht. Hij grenst de erfgenamen van Henrick Inde Blueck, 'dije Waterstraet' en 'dije Oude Beeck'. Verkocht voor 135 gulden los geld, te betalen op de gicht. De verkopers hebben het geld ontvangen. De beemd is belast met 1 braspenninck ceijns, goetspenninck 5 stuivers, lijcop nae landtcoop en Lenardt is ter gichte gekomen. Mocht de beemd vernaderd worden, dan wil hij intrest van zijn geld volgens het landrecht voor het uitgeven van zijn geld. Lijsbeth Heijmans, de huisvrouw van Cristiaen, heeft ingestemd hiermee.

 

1596, 02 mei. Op jaergedinghe. Folio 14

Henrick Kenens, wegens volmacht aan hem gegeven door Lowis Wouters, draagt op aan Gilis Wouters met zijn megeringen, elk voor zijn deel, 6 gulden Brabants jaarlijks, zoals mr. Lowis voorschreven aan hun panden trekt volgens de eerste gicht van 30 januari 1577. Henrick kwijt hun panden. Hij kreeg alles betaald, zowel de hoetpenninck als het verloop. Gilis Wouters is voor hem en voor zijn megeringen ter gichte gekomen.

1596, 02 mei. Op jaergedinghe. Folio 14v

In 1596 op 20 april verscheen bij de notaris mr. Lowies Wauters wonend in Geldenaecken, die machtig maakte en afvaardigde Henrick Kenens, schepen en Peter Leijsen laetmeijer in Coerselle, en elk van hen apart, om in zijn naam voor het gerecht van Coerselle of waar het hoort de 25 carolusgulden erfelijk met de verlopen ervan te kwijten. Die staan aan panden onder Coerselle volgens de erfbrief daarvan. Tevens moeten ze een rente kwijten die bepand is op erven sorterend onder de laethof van de prelaat van Everbode en die toebehoren aan Valetijn Joris en de erfgenamen van Lijsbeth Wauters en ook met de verlopen ervan. Tevens moeten ze in zijn naam een rente kwijten van 6 carolusgulden erfelijk met de verlopen ervan die bepand staan op een stuk broek in Coerselle, toebehorend aan de erfgenamen van Henrick Vaes. De erfbrieven ervan heeft mr. Lowis geleverd in handen van Gilis Wouters en Goris Convents wonend onder Coerselle. Mr. Lowies heeft uit handen van Gilis en Goris de hoetpenningen met de verlopen van alle voorschreven renten ontvangen. Hij kreeg alles betaald. Zijn afgevaardigden mogen alles doen wat nodig is voor de wettelijke kwijting en mr. Lowis staat met zijn roerende en onroerende goederen garant dat hij alles goedkeurt wat ze gaan doen. Opgemaakt binnen de stad Diest in de herberg genaamd 'den Ketel' met als getuigen Gowart Van Cruijwinckel en Mattheus Vrancken. Was ondertekend door Pauwels Vanden Broeck openbaar notaris, residerend binnen Diest, met zijn gelatiniseerde naam Paulus de Palude.

 

1596, 07 mei. Folio 17

Mr. Nicolaes Pijls heeft na de dood van zijn broer Adam Pijls een rente ontvangen van 6 gulden Brabants jaarlijks die bepand staat aan Sebastiaen Smolders, namelijk een half bonder broek 'int Franssen Brouck' gelegen dat door de rentmeester in de naam van de heer ingewonnen is. Mr. Niclaes Pijls is ter gichte gekomen.

 

1596, 07 mei. Folio 17

De rentmeester draagt op in naam van de heer tot behoef van mr. Niclaes Pijls een half bonder broek 'int Franssen Brouck' gelegen, grenzend 'den Crieckels Laeck' en 'het Vinckemolen Bonder' toebehorend aan Ard Clockluijers, zoals het hiervoor door de rentmeester in de naam van de heer is ingewonnen geweest van de erfgenamen van Sebastiaen Smollers omdat de grondcijns niet werd betaald. Niclaes Pijls is ter gichte gekomen.

 

1596, 07 mei. Folio 17v

Mr. Niclaes Pijls draagt op aan Gowart Van Swarttenbrouck het voorschreven half bonder broek verkregen in de voorgaande gichte met ook zijn recht en actie van 6 gulden Brabants jaarlijks zoals hij aan deze panden trok, voor 65 gulden Brabants eens, goetspenninck een halve stuiver, lijcoop 2 gulden. Hierna op 16 mei is Gowart Van Swarttenbrouck ter gichte gekomen.

 

1596, 30 mei. Folio 19v

Als gevolmachtigde van mr. Gerardt Coerselius en mr. Sthephanus Weijms 'in beijde der rechten doctoren' draagt Peter Leijssen op aan Ardt Slanghen een beemdje onder Coerselle gelegen, genaamd 'het Putmans Beempdeken', grenzend Andriesch Moens, Maria Wijnen, sheeren ardt en Servaes Crammens. Dit beemdje was met proclamatie en uitgaan van de brandende kaars aan Ardt gebleven voor 115 gulden Brabants eens, goetpenninck 20 stuivers en lijcop nae landtcoop. Ardt Slangen is ter gichte gekomen.

1596, 30 mei. Folio 19v

In 1596 op 21 februari gaf de hooggeleerde heer en mr. Gerardt Coerselius doctor in de beide rechten in de universiteit van Loven (Leuven) residerend en zoon van wijlen mr. Peter Corselius, in zijn tijd licentiaat in beide rechten en advocaat van het geestelijk hof van Luijck, volmacht aan Peter Leijssens als zijn facteur en procureur om in zijn naam te verschijnen voor de schoutet en schepenen van het gerecht van Lummen en op alle plaatsen waar het nodig zal zijn om gerechtelijk in zijn naam landen, beemden en erven te verkopen die hem vanwege mr. Peter Corselius of anderen mochten toebehoren. Hij mag gicht en goedinge doen aan de kopers en al het geld ervan ontvangen. Van de ontvangsten en uitgaven moet hij een goede rekening maken en hij mag alles doen wat nodig is zoals mr. Gerardt zou doen indien hij zelf aanwezig was. Mr. Gerardt staat ervoor in dat alles wat Peter Leijssens zal doen in zijn naam zal gebeuren en hij zet er zijn goederen voor in borg. Opgemaakt in Loven in het huis van de hooggeleerde heer en meester Sthephanus Weijms doctor en professor in de Rechten in tegenwoordigheid van mr. Lodewijck Medart kanunnik van de collegiale kerk van St.-Peters binnen Loven en van Jan Ouenbeeck die als student in Loven woont, getuigen. Ondertekend door Adam a Thoir, notaris.

Verder stond er nog dat voor de notaris en de vorige getuigen heer en meester Sthephanus Weijms doctor in beide rechten en 'ordinaris professor inder universiteijt van Loven' als man en momber van joffr. Mechtilde Coerselia wettige dochter van de voorschreven heer Peter Coerselius eveneens heeft volmacht gegeven aan Peter Leijssens om dezelfde reden en op dezelfde wijze als voor. Opgemaakt in het huis van mr. Sthephanus Weijms voor dezelfde getuigen. Akte ondertekend door Adamo a Thoir, priester en notaris.

1596, 30 mei. Folio 20v

Nog een andere volmacht werd gevoegd bij de eerste gedateerd 1596 'stilo leodiensis' op 16 januari. De E.H. Adam Brochart kanunnik van de collegiale kerk van Sinte Servaes binnen Maestricht als oom en wettige voogd en curator van Maria en Peter, wettige en minderjarige kinderen van wijlen zijn broer Jan Brockaert verwekt 'uwt den lichame' van Christijne; mr. Matheus Vanden Roije rentmeester(?) van de E. Heren deken en het kapittel van de collegiale kerk van St.-Marten binnen Luijck als man en momber van Elizabeth en Jan Roesen(?) man en momber van Maria, wettige dochters van wijlen mr. Peter Coerselius in zijn 'tijden' licentiaat in de rechten en advocaat van het geestelijk hof van Luijck verwekt uit het lichaam van wijlen zijn huisvrouw joffr. Marie Wames vaardigen af en machtigen Peter Leijssens als hun facteur en procureur om in hun naam van scholtet en schepenen van het gerecht van Lummen en alle andere plaatsen waar nodig gerechtelijk de goederen te verkopen afgekomen van mr. Peter Corselius of anderen die hun toebehoren. Hij mag alles doen wat nodig is en ze staan ervoor in dat alles wat hij hiervoor doet rechtsmacht zal hebben. Hij moet een rekening bijhouden. Deze akte werd opgemaakt in het paleis van de 'doirlichtichsten heeren bisschoppe ende prince van Luijck' in presentie van Marten Menten en Gerardt Nuffia als getuigen. Ondertekend door Henrick van Eijnaten 'openbare des geestelicken hoefs van Luijck geswoiren ende inden Rade van Brabant geadmitteert ende geaprobeert notarius'.

 

1596, 20 juni. Folio 23

Jan Pouwls alias Inden Savel heeft het versterf ontvangen dat hem aangestorven is na de dood van zijn zuster Maria Pouwls, waaruit Herman Grammans als tochter is gestorven. Het gaat om een hof met een beemd in Coerselle gelegen. De hof grenst Andries Goessens, Jan Stevens en sheeren straet aan 2 zijden. De beemd paalt aan de beek en de erfgenamen van Wouter Vrancken der Alde; nog een brucxken 'int Boven Brouck', grenzend Ardt van Postel, de erfgenamen van Peter Melis. Daneel Jans is in de naam van en voor Jan Pouwls ter gichte gekomen.

 

1596, 27 juni. Folio 23v

Henrick Blueckmans draagt op aan Andriesch Moens een stukje broek in Overselle onder Coerselle gelegen, geheten 'het Torfbruxken', grenzend Hubrecht Maech, 'dije Roij Beeck', Jan Schepers en dezelfde Andriesch Moens, voor 25 gulden Brabants eens, goetspenninck 5 stuivers, lijcop nae landtcoop. Henrick kreeg alles betaald en Andriesch Moens is ter gichte gekomen.

 

1596, 11 juli. Folio 24v

Jan en Crijn Crijns hebben het versterf ontvangen na de dood van hun ouders en ze zijn ter gichte gekomen.

 

1596, 11 juli. Folio 25

Jan en Crijn Crijns, broers wonend in Hechtelt, hebben een erfdeling gemaakt na de dood van hun ouders, zowel die onder Coerselle als die onder Hechtelt gelegen. Ze doen afstand van hun rechten op elkaars deel van hun deling. Jan Crijns staat zijn rechten af van een beemd en draagt ze op aan zijn broer Jan Crijns. Het gaat om de beemd geheten 'den Coelenmeij' in Overselle gelegen, grenzend Jan Bolarts, Jan Nobels, Jan Bestens en de Maelbeeck. Jan Crijns zal behouden het goed onder Hechtelt gelegen. Crijn moet aan zijn broer Jan nog 73 gulden Brabants eens bijleggen. Jan kreeg dit geld betaald.

Crijn Crijns is ter gichte gekomen.

 

1596, 11 juli. Folio 25

Jan Wellens had op 1 juli opgedragen aan Jan Bolarts een halve zille broek ongeveer in Overselle gelegen, grenzend Jan Bolarts aan 3 zijden en Jan Wellens zelf. Het is enkel belast met de grondcijns. Verkocht voor 66 gulden Brabants eens, goetspenninck 1 stuiver, lycoop 30 stuivers. Jan Bolarts is ter gichte gekomen.

 

1596, 11 juli. Folio 25

Cornelis Vanden Kerckhove had voor recht geprocedeerd op panden die vroeger toebehoorden aan Gowardt Goijens en nu gedeeltelijk aan Adriaen Vander Banck en aan de erfgenamen van Gowardt Goijens, omdat hem een jaarlijkse rente van 4 gulden Brabants niet werd betaald. De schepenen hadden de zaak oud genoeg van genachte gewezen en Cornelis tot het geleijt van de panden en de partijen konde tegen het geleijt. Op de dag van geleijt verscheen noch Oriaen Vander Banck noch iemand in zijn plaats. Daarop verzocht Haub Vogelers, als mede-pandhouder, om de rente te mogen betalen 'ten prijsse van recht' en om tot het geleijt van de panden van Oriaen Vander Banck te mogen komen. Johan Taelmans burgemeester van Westherck als gemachtigde van Cornelis Vanden Kerckhof stemde ermee in en ontving 10 gulden Brabants van de verlopen jaren tot het jaar 1595 exclusief. Wegens gratie werden nog meerdere jaren gekweten. Door bemiddeling van goede mannen moet Hubrecht Vogelers ook de gerechtskosten betalen. Daarop werd aan Hubrecht Vogelers hout en risch geleverd in een teken van eigendom en hij kreeg gicht en goedinge van het medepand van Oriaen Vander Banck. Hubrecht Vogelers belooft de jaarlijkse rente te betalen.

 

1596, 11 juli. Folio 25v

Johan Taelmans heeft ontvangen in de naam van Cornelis Vanden Kerckhof het versterf dat hem aangestorven is na de dood van zijn ouders. Hij is in de naam van Cornelis ter gichte gekomen.

 

1596, 11 juli. Folio 25v

Johan Taelmans, volgens volmacht gegeven op zijn naam door Cornelis Vanden Kerckhof, heeft opgedragen aan Johan Neven de 4 gulden Brabants jaarlijks zoals Cornelis en zijn ouders voor hem jaarlijks trokken aan panden van Jan Guens zaliger, in Coersel gelegen. Ze behoren nu toe aan de erfgenamen van Govaert Guedens, waarvan Huijbrecht Vuegelers een 'erf' is. Dat gaat om een eussel met een stuk broek daaraan gelegen 'int Walmer Schot', grenzend sheeren straet, 'die personagie van Coersel', Andries Goosens, Jan Inde Savel en nog aan een dachmael broek gelegen in 'die Stueck', grenzend -. Alles volgens de eerste gichte en de gezegelde brief van 1 februari 1526 en nog van 1533 op 6 maart. Johan Taelmans bekent in de naam van Cornelis Vander Kerckhof voldaan te zijn van deze verkoop. In presentie van Taelmans kwamen Cornelis en Johan Neven dat zo overeen. Goetspenninck 5,5 stuivers, lijcoop 2 'stoopen wijns'. Johan Neven is ter gichte gekomen.

1596, 11 juli. Folio 26

Volmacht gegeven door Cornelis Vanden Kerckhof.

Op 28 december 1595 verscheen joncker Cornelis Vanden Kerckhove, residerend in Nederlinder, bij de notaris. Hij machtigde joncker Johan Taelmans, wonend binnen de stad Herck, om in zijn naam al de renten die hij liggen heeft in de buurt van Herck, Coerselle, Quaetmechelen enz. te ontvangen en te manen in zijn naam, er kwijting van te geven voor welk gerecht ook. Hij geeft bovendien speciale macht om regelingen te treffen betreffende de hooftpenningen en het afleggen ervan. Indien er kapitaal afgelegd wordt, mag hij het ontvangen en kwijting ervan doen en de erfbrieven ervan overhandigen met cassatie aan de debiteuren. Cornelis zal alles goedkeuren wat gedaan wordt door zijn gevolmachtigde alsof hij zelf aanwezig was. Uiteraard moet de afgevaardigde een rekening bijhouden. Volmacht opgemaakt binnen Diest in het woonhuis van de notaris in presentie van sr. Quirijn Ardans en Frans Van Eck als getuigen. Ondertekend door de notaris Cornelis Vander Straten.

 

1596, 05 september. Folio 27

Peter Nelens draagt op aan Crijn Crijns een beemdje in Overselle onder Coerselle gelegen, grenzend N Jan Huijbens, sheeren ardt, Crijn Crijns aan 2 zijden en de Maelbeeck, voor 37 gulden Brabants eens. Het goed is enkel belast met sheeren grondcijns. Goetspenningen 1 stuiver, lijcoop nae landtcoop. Crijn Crijns is ter gichte gekomen.

 

1596, 05 september. Folio 27

Jan Reijners draagt op 2 percelen beemd aan Jan Van Postel in Overselle gelegen, geheten 'dije Tuschkens', zoals hij hiervoor op 14 september 1595 met gichte verkregen heeft. Hij bekent aan Jan Van Postel de naderschap als bloedverwant. Jan Van Postel is ter gichte gekomen maar Jan Reijners moet zijn geld nog krijgen.

 

1596, 05 september. Folio 27v

Philips Witters had eerder opgedragen aan Marike Oijen een stuk land in Stal onder Coerselle gelegen, grenzend Lambert Witters, sheeren ardt, Peter Wellens erfgenamen aan 2 zijden, voor 250 gulden en 3 gulden voor een kermis voor de huisvrouw van Philips Witters. Het is enkel belast met grondcijns aan de heer. Goetspenninck een halve ernestus, lijcop nae landtcoop. Henrick Oijen is tot de gichte gekomen voor zijn dochter Marike.

 

1596, 05 september. Folio 27v

Reijner Pouwels, volgens de 'namptizatien' door Jan Merckdens aan hem gedaan, draagt op aan dezelfde Jan Merckdens een stuk heide onder Schuelen gelegen, grenzend Reijner Stessens aan 2 zijden, Ardt Juchtmans, Gowardt Vanden Brouck, zoals hij met gichte had verkregen van Ardt Gilis op 5 oktober 1595. Reijner bekent aan Jan de naderschap, maar hij moet zijn geld nog krijgen. Jan is ter gichte gekomen.

 

1596, 03 oktober. Folio 28v

Machiel Briers als momber van zijn huisvrouw heeft ontvangen na de dood van haar ouders huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend de straat, Jan Pondtmans erfgenamen, 'den Duijtschen Beempt' en 'dije Voort'; nog een stuk broek geheten 'den Auwen Beempt', grenzend 'den Cleijnen Haubenbeempt', 'den Duijtschen Beempt' en 'dije Spoij'; nog een stuk land geheten 'den Berchbosch', grenzend mr. Johan Van Gelmen, Jan Arts, 'dije Berch Bosch Steghe'; nog een stuk land in Goerselaer gelegen, grenzend Peter Lambrechts, 'dije Veltstraet' en Catlijn Cornelis; nog een vat land onder Meldelaer omtrent 'dije Kerrebaen' gelegen, grenzend Matthijs Hoefmans en 'dije Kerrebaen'; nog 3,5 gulden jaarlijks aan panden van de erfgenamen van Jan Moens onder Linckhout gelegen; nog 2 gulden aan Ardt Juchtmans panden onder Schuelen gelegen en al hetgeen nog onder deze bank valt. Machiel is in de naam van zijn huisvrouw tot de gichte gekomen.

 

1596, 17 oktober. Folio 29

In Schelen Hof.

Johan Taelmans heeft in de naam van zijn huisvrouw Johanna Van Goetsenhoven na de dood van haar 'moij' Antonette Van Diest de beemd ontvangen die haar door het testament van de tante gelegateerd werd en die onder Schuelen is gelegen in 'dije Zeelbeempden', genaamd 'Marcelis Beempt', grenzend Niclaes Windelen, Johan Taelmans en 'den Cappel Beempt'. Johan Neven is in de naam van en voor Franchois Smeijers ter gichte gekomen.

 

1596, 17 oktober. Folio 30

Jacop Van Hamel met zijn huisvrouw Maria Thijs draagt op aan Mathewis Thijs een dachmael broek onder Stal in 'den Convents Hock' gelegen, grenzend Jan Smeetz erfgenamen, 'dije Groote Beeck' en de erfgenamen van Jan Convents O, voor 100 gulden eens boven de last van grondcijns aan de heer. Goetspenninck 1 stuiver, lycoop 2,5 gulden. Mathewis Thijs is ter gichte gekomen.

 

1596, 17 oktober. Folio 30

Maria Meukens met haar momber Willem Vanden Roij draagt op aan haar zoon Willem Geerts haar tocht en alle gerechtigheid die ze heeft of hebben mag van een huis en hof in Coerselle gelegen met 5 vaten land daarbij geheten 'den Hovel', grenzend de straat aan 2 zijden, de pastorij, Maria Smeets en Jan Vesters; nog een stukje erf geheten 'den Hoppenhof' omtrent 'den dijck' gelegen, grenzend de straat, 'den Molenbeempt', Sebastiaen Srijcken. De partijen zeggen dat deze hof Brabants is. Hiertegen draagt Jan Geerts op tot behoef van zijn moeder Maria Meukens 3 halster land onder Schuelen gelegen omtrent 'dije Stap', grenzend Peter Frericx, Jan Van Buijlen erfgenamen en sheeren straet; nog een stuk bos ook in Schuelen gelegen, genaamd 'den Gruijter' , grenzend Frans Meukens, 'dije Maenestraet' en Henrick Paesmans erfgenamen, om haar vrije wil daarmee te doen. Ze mag het verkopen of legateren aan haar kinderen. Voor het geval dat Willem Geerts broer of iemand anders problemen zouden maken, belooft Willem dat hij zijn moeder Maria altijd zal schadeloos stellen. Daarvoor stelt hij zijn kindsgedeelte garant. Willem Geerts is tot de gichte gekomen en ook Maria Meukens is ter gichte gekomen van de 3 vaet land en het bos 'den Gruijter'.

 

1596, 28 november. Folio 30v

Op 15 februari was door Henrick, Lenardt, Joris en Jan Swijns met hun zwager Claes opgedragen aan Ambrosius Vander Eijcken een huis en hof onder Schuelen gelegen opde Stap, grenzend sheeren straet aan 2 zijden, Joris Luijten en Servaes Jaupen voor 48 gulden Brabants eens. Met instemming van Ambrosius voorschreven zijn Peter en Catlijn Luijten ter gichte gekomen. Peter en zijn zuster Catlijn Luijten stemmen ermee in dat hun vader Jeuris Luijten en hun schoonmoeder Margriet Achten zolang ze leven de tocht van deze goederen zullen hebben omdat zij het geld voorgeschoten hebben.

 

1596, 28 november. Folio 31

Cristijn Vernijen, Pouwls Vander Biessemen als momber en man van Elizabeth Vernijen, Maria achtergelaten dochter van Jueris Vernijen met haar momber Jacop Smeetz hebben na de dood van Maria Peters, hun respectievelijke moeder en 'altmoeder' (grootmoeder), de achtergelaten goederen ontvangen: huis en hof met een bosje erbij onder Schuelen gelegen, grenzend de straat, Melchior Van Schoenbeeck, Johan Neven en Jacop Van Hamel; nog land en broek onder Geneijcken gelegen dat hun moeder aangestorven was en al hetgeen nog onder deze bank valt. De partijen zijn ter gichte gekomen.

 

1596, 28 november. Folio 31

Scheiding en deling tussen de voorschreven kinderen, namelijk Cristijn Vernijen met haar mombers Ardt Vanden Erdtwech en Jan Sleghers, Pauwls Vander Biessemen met zijn huisvrouw Elizabet Vernijen en Maria Vernijen met haar moeder Margriet Smeetz en haar mombers Jacop Smeetz en mr. Henrick Alen.

Het deel van Cristijn bestaat uit het huis, schuur, stallingen, mesthof, moeshof en kenniphof ernaast gelegen 'dat komt tot de 'halver vuerlen' zoals het is afgetekend en gepaald tegen de wederhelft, grenzend de straat, Jacop Schatz, Melchior van Schoenbeeck erfgenamen en de wederhelft die eraan grenst. Dit deel moet alle heerlijke rechten van grondcijns, 'herberchcoren' en 'brantscat' jaarlijks betalen. Aan Peter Ilios erfgenamen jaarlijks 3 gulden te betalen, aan Crijn Van Ophem zoon van Valentijn 2 gulden, nog aan Quirijn Opde Beeck 30 stuivers jaarlijks en daar boven jaarlijks nog aan Pouwls Vander Biessemen als momber van zijn huisvrouw Elizabeth Vernijen 15 stuivers waarvan de gulden af te leggen is met 16 gulden lopend geld; nog aan Maria Vernijen achtergelaten door Joris Vernijen jaarlijks 15 stuivers, waarvan ook de gulden af te leggen is met 16 gulden 'courrent'.

Voor Pauwels Vander Biessemen in naam van zijn vrouw Elizabeth Vernijen is het middelste stuk land met palen gedeeld 'ter halver vuerlen' en grenst de wederhelft voorschreven en de volgende wederhelft, 'den Wetsaert' en Melchior Van Schoenbeeck erfgenamen met Jacop van Hamel. Het kavel is niet belast. Tevens zal hij jaarlijks trekken aan Cristijn Vernijens deel voorgenoemd 15 stuivers die af te leggen zoals voorgenoemd.

Het deel voor Maria Vernijen is het achterste stuk land of 1/3 met het aanliggende bosje, grenzend de deling van Pouwels Vander Biessemen voorschreven, mr. Johan Neven, Conrardt Van Malborch erfgenamen, 'den Wetsart', Jan Hueveners en Margriet Coecx. Deze deling is nergens mee belast. Ze zal jaarlijks trekken aan het deel van Christijn voorschreven 15 stuivers die ook zoals voor te kwijten zijn.

Pauwls als momber van zijn huisvrouw en Jacop Smeetz als momber van Maria Vernijen mogen binnen het jaar het huisje afbreken dat westwaarts staat naast het andere huis en het wegvoeren om ermee hun profijt te doen.

Mochten er nog meer lasten gevonden worden dan vernoemd, dan zullen ze die samen dragen, elk voor een derde. Elk zal zijn in- en uitvaart houden tot zijn erf door de mesthof langs de vuerle rechtdoor ter minste schade van de anderen. Ze moeten hun beesten leiden tot hun erf over de vuerle zonder schade aan te richten. De niet vernoemde goederen zijn voor andere delingen gereserveerd.

De partijen doen afstand van hun rechten op elkaars deel van hun deling.

 

1596, 02 december. Folio 32v

Joris Vernijen alias Gathis had eerder op 14 november opgedragen aan Peter Stessens een stuk erf onder Schuelen gelegen, namelijk een heike gelegen in Ruije, grenzend Joris Gathis, Joris de Wever en Jan Mewis. Joris had het op 7 december van het jaar voordien verkregen van Jacop Schatz. Hij bekent nu aan Peter Stessens de naderschap van dit goed. Op de 19de is Peter Stessens ter gichte gekomen.

 

1597, 09 januari. Folio 33v

Jan Van Buijlen heeft na de dood van zijn ouders het versterf ontvangen: de hofstadt met de hof in Schuelen aan 'den Habel' gelegen; nog een bluecxken achter Bijnen Smans gelegen, grenzend Bijnen Smans, Henrick Everarts, Lenardt van Swerttenbrouck; nog een stukje broek geheten 'het Cuerken', grenzend Mattheus Bouten, Jan Alen en 'dije Backhuijs Voort'; nog een stuk broek 'int Fransenbrouck' gelegen, grenzend 'het Vincken Bonder' en 'dije Laeck'; nog 'het Poppengoet' omtrent Zoulre gelegen, grenzend Ardt Juchtmans, Frans Van Gelmen erfgenamen en al wat nog onder deze bank zou vallen. Gilis Coex is in de naam van en voor Jan Van Buijlen ter gichte gekomen.

 

1597, 09 januari. Folio 33v

Jan Merckdens (Morckdens?) verkoopt aan Reyner Pauwels het goed dat hiervoor met naderschap verkregen is van Reijner, namelijk een heide onder Schuelen aan 't Olinger Velt' gelegen, grenzend Reijner Stessens, Thewis Hueveners, Gowart Vanden Brouck, voor 45 gulden Brabants eens. Reijner is ter gichte gekomen.

 

1597, 09 januari. Folio 33v

Geerdt Eelsen in aanwezigheid van zijn huisvrouw Catlijn Reijnarts dragen op hun tocht en gerechtigheid van al de goederen die zijn huisvrouw aangebleven waren na de dood van Anthonis Vernijen, haar eerste man, onder Schuelen gelegen: huis, hof, land en dries met al hetgeen van Anthonis voorschreven is gekomen tot behoef van Ardt Gueris en Philips Joos als momber van zijn huisvrouw Catlijn Vander Hoven voor 190 gulden Brabants lopend geld en voor de vrouw van Geerdt Eelsen 5 gulden voor een kermis. Voorwaarde is dat indien de som niet in contant geld kan betaald worden, dan zullen Geerdt en zijn huisvrouw aan deze panden 12 gulden jaarlijks blijven trekken totdat de 190 gulden kunnen betaald worden. Deze som mag in twee keer afgelegd worden. Hetgeen dit jaar al betaald wordt, daarvan moet geen 'wasdom' (rente) gegeven worden. Valdag van deze rente zal op St.-Stevensdag zijn bij Kerstmis eerstkomend voor het eerst. De kermis moet op datum van gicht betaald worden. Geerdt zal de vruchten bij de oogst trekken en van de landen die momenteel bezaaid zijn. De uitgaande lasten zullen ze samen delen half en half. Philips moet de straatlasten alleen dragen. Mochten Geerdt en zijn huisvrouw sterven zonder wettige nakomelingen achter te laten, dat zal de langstlevende zijn profijt doen met de hele rente en ze eventueel ook mogen verkopen. Lycoop nae landtcoop. Art Gueris met Philips Joos in de naam van zijn vrouw zijn ter gichte gekomen. Omdat het om tochtgelt gaat, is het bedrag van de pontpenningen maar de helft.

 

1597, 06 februari. Folio 35v

Henrick Boeskens alias den Raijmaecker als man en momber van Anna Barts, in naam van en voor haar voorkinderen verwekt door Henrick Berten, en ook als gevolmachtigde van Meuwis en Joris Berten en van Jan Crijns als man en momber van zijn huisvrouw Lijsken Berten, draagt op aan Goris Meinen de 3 gulden Brabants jaarlijks en nog 2 gulden 15 stuivers jaarlijks zoals de voorschreven personen aan zijn panden trokken. Henrick kwijt Goris en zijn panden ervan. Zowel het kapitaal als de renten werden betaald. Goris Meinen is ter gichte gekomen.

Henrick Boeskens verklaarde dat hij het geld dat hiervan gekomen is weer aangelegd heeft voor de kinderen van zijn huisvrouw Maria Barts. Hij heeft ermee aan hun panden onder Hechtelt een rente van 9 gulden jaarlijks afgelegd die het altaar van O.-L.-Vrouw daaraan trok.

1597, 06 februari. Folio 36

Machtiging door Joris en Meuwis Berten en hun consorten.

Voor het recht van Exel hebben Mewis Berten en Joris Berten samen en apart en Jan Crijns als wettige man en momber van Lijs Berten machtiging gegeven aan Henrick Boeskens alias den Raijmaecker die momenteel in Hechtelt woont on in hun naam voor het recht van Lummen over te gichten en kwijtschelding te doen op alle manieren alsof ze zelf present waren. Hij mag alles doen wat ze zelf zouden doen indien ze aanwezig waren. Ze zullen dit allemaal rechtsgeldig houden. Opgemaakt op 20 november 1596 in de bank van Exel. Ondertekend door Michiel Vaes secretaris.

 

1597, 20 februari. Folio 38v

Matheus Beckers draagt op aan mr. Johan Neffven zijn gedeelte in 'die Palmans Hoiff' onder Corssel gelegen, grenzend Joris Schepers, Clara Cloesters erfgenamen en 'dije gemeijn Schrick Heij', als een pand en onderpand voor 3 gulden 5 stuivers Brabants jaarlijks. Dit moet altijd betaald worden op datum van gichten, los en vrij van alle schattingen en belastingen. Af te leggen met 50 gulden Brabants. Mathewis staat ervoor garant dat het goed 4 vaet zaaiens groot is en voldoende als pand. Goetspenninck 2 stuivers 3 oirt. Johan Neffven is ter gichte gekomen.

 

1597, 04 maart. Folio 39

De zusters en het convent van Sint Annen Dael binnen Hasselt, namelijk zuster Maria Liberts moeder, zuster Maria Vander Poorten ondermoeder, zuster Maria Baten procuratersse, zuster Anna van Horion, zuster Elysabeth Coutereels, zuster Agneet Vanden Wijer, zuster Alet(?) Hamers, zuster Anna Claes die het geheel klooster van deze religieuzen vertegenwoordigen, geassisteerd door hun leken- en wereldlijke momber Goris Landmeters dragen op aan mr. Johan Neffven de 4 gulden 10 stuivers die ze jaarlijks trekken aan panden onder Schuelen genaamd 'den Cruls Hoff'. Ze kregen alles betaald, zowel de hoeftpenninck als de verlopen. Ze kwijten de panden van Neffven en bekennen dat ze ervoor 75 gulden Brabants en 6 vaet koren ontvingen.

 

1597, 20 maart. Folio 39v

Peter Smeetz en Haub Hauben hebben na de dood van hun oom Jasper Smeetz het versterf ontvangen na diens dood. Onlangs is daar als tochtster Maria Hauben uitgestorven. Dat gaat om een stuk land onder Coerselle in 'dije Savelstraet' gelegen, grenzend Bernardt Seijssens, Jan Hoemans, Haub Maech en sheeren straet; nog een beemd geheten 'den Meijegoor' onder Coerselle aan 'dije Breedonck' gelegen, grenzend Jannes Beckers en sheeren aerdt rondom; al hetgeen nog onder deze bank mocht vallen. Peter Smeets en Haub Hauben zijn samen en apart ter gichte gekomen.

 

1597, 20 maart. Folio 39v

Wouter Vrancken de Jonghe draagt op aan Bartholomeus Tilens een stuk land gelegen 'int Groot Bloeck' onder Coersselle, grenzend Hubrecht Dillen, Jannes Beckers, 'dije Schrickheij' en de pastorij van Coersselle. Verkocht voor 80 gulden Brabants eens, 40 gulden op de gicht te betalen en de overige 40 gulden op de verjaardag. Het land is enkel belast met sheeren grondcijns. Goetspenninck 1 stuiver, lijcop nae landtcoop. Bartholomeus Tilens is ter gichte gekomen.

 

1597, 20 maart. Folio 39v

Matthijs Joris als momber van zijn huisvrouw Beatrix Jans, present en instemmend, en ook als gemachtigde van zijn schoonzuster Elizabeth Jans voor wie hij zich sterk maakt en van wie hij zijn machtiging zal inbrengen, draagt op aan Willem Brenens borger van Hasselt de 7 stuivers Brabants jaarlijks zoals vroeger door Catlijn Claes alias Van Schuelen met haar momber Jaspar Cornelis is opgedragen geworden aan haar zoon Jan Claes, volgens de inhoud van de gichte van 17 december 1573. Verkocht voor 100 gulden Brabants eens los geld boven alle lasten. Het geld werd betaald en hij stelt Willem is hun plaats en tevens in de procedure die Matthijs op de panden aanhangig had gemaakt omdat deze rente niet werd betaald. Brenens mag de zaak verder zetten om tot betaling van de rente te komen of tot de panden. Matthijs staat garant voor een goede gicht. Willem en zijn huisvrouw willen hun vrije wil doen met deze rente zolang ze zullen leven omdat ze die in hun 'vollen stoel' hebben gekocht. Na de dood van zijn huisvrouw is de tocht voor hem en na zijn dood is de successie voor de kinderen van zijn huisvrouw. Goetspenninck 1 alde stuiver Brabants, lijcoop naer landtcoop. Willem is ter gichte gekomen.

 

1597, 08 mei. Folio 41v

In november hiervoor had Jan Lijnen opgedragen aan Daneel Jans een stuk broek genaamd 'dije Kippe Gaeten' onder Schuelen over de Demer gelegen, grenzend de erfgenamen van Frans Van Ghelmen; nog 2 zillen broek gelegen op het 'Luttens Oier'; nog een zille broek omtrent 'den Varenberch' gelegen; nog een zilleke op 'den Hauven Beempt' gelegen, grenzend Jan Alen. Verkocht samen voor 300 gulden Brabants eens en 1 philips daelder aan de huisvrouw van Jan Lijnen voor een kermis. Voorwaarde is dat Daneel 100 gulden zal geven tussen nu en kermis eerstkomend en voor de andere 200 gulden zal hij aan Jan voor iedere 100 gulden 7 gulden Brabants jaarlijks geven. Daneel moet er voldoende pand voor stellen. Daneel mag deze 200 gulden afleggen in twee keer. Goetspenninck 19 stuivers 1 ort, lijfcoop nae landtcoop. Deze 14 gulden jaarlijks die Daneel aan Jan moet geven moet Daneel vandaag 8 mei gichten en ze zal haar loop hebben. Daneel is ter gichte gekomen op 8 mei.

Het grootste gedeelte van deze goederen valt onder de laethof Vander Smissen en daarom is hetgeen hier sorteert geraamd op 100 gulden Brabants eens. Hier pontgelt 5 gulden.

 

1597, 08 mei. Op Jaergedinghe. Folio 42v

Ardt Dierickx als kerkmeester van Coerssel met assistentie van de pastoor, Jacop Beckers en Jan Van Ham borgemeesters in Coersselle die de gemeente representeren dragen op aan Andriesch Moens, kwijtend hem zijn panden van de 3 halster koren jaarlijks die het O.-L.-Vrouwenaltaar binnen Coersselle daarop trok. Ardt bekende dat hij alles betaald kreeg van het kapitaal en de verlopen. Andriesch is ter gichte gekomen.

 

1597, 08 mei. Op Jaergedinghe. Folio 42v

Machiel Giels en Jan van Postel als momber van zijn huisvrouw Maria Giels hebben na de dood van hun vader Jan Giels het versterf ontvangen: een hof in Stal onder Coerssel gelegen, grenzend Haub Vogelers, Valetijn Valetijns, Jan Cornelis; nog een bleuxken in Oversselle gelegen, grenzend Valetijn Claes, Ambrosius Bellens en 'dije Roij Beeck'; nog een stuk heide aan 'Witters winninge' gelegen, grenzend sheeren art rondom en verder al hetgeen dat nog onder deze bank mocht vallen. Machiel Giels met Jan Van Postel in de naam van zijn huisvrouw zijn ter gichte gekomen.

 

1597, 08 mei. Op Jaergedinghe. Folio 43

Ardt Conincx heeft opgedragen aan Willem Erdekens zijn aandeel in een zille broek in Overselle gelegen, grenzend Henrick Ermen, Jan Smeets, Peter Ermen en 'den Hogenbosch', voor 35 gulden. De koopsom werd betaald. Goetspenninck 5 stuivers, lijfcoop nae landtcoop. Willem Erdekens is ter gichte gekomen.

 

1597, 08 mei. Op Jaergedinghe. Folio 43v

Jan Van Aecken als man en momber van Agneess Wilboerts, die zich ook sterk maakt voor de weduwe van Tielman Sengers geheten Catlijn Wilboerts en haar erfgenamen - die beiden zusters zijn van Gilis Thijs 'ex altero tantum parente' ('alleen van één ouder) - draagt op aan Peter Leijssen zijn actie en zijn gerechtigheid en stelt hem in hun plaats van het goed en het versterf dat hun is aangestorven of nog zal aansterven vanwege Gilis Thijs hun halfbroer. Het gaat om een perceel broek onder Coersel gelegen, genaamd 'den Cuijlen Beempt', grenzend Peter Vanden Erdtwech, de gemijn heide en de beek en verder al het andere waar ze recht op mochten hebben. Voorwaarde is dat Peter Leijssen dadelijk 6 gulden Brabants eens zal betalen en elk jaar verder gaat met de betaling van 6 gulden Brabants op 1 mei tot 6 jaren toe inclusief. Na deze 6 jaren zal Peter aan Jan Van Aecken met zijn medegeringen geven de som van 100 gulden Brabants, indien Gilis Thijs dan zal overleden zijn of indien men niet meer met zekerheid hoorde dat hij nog in leven zou zijn. Mochten er enige aanwijzingen zijn dat hij nog zou leven, dan zal Peter de 100 gulden niet moeten betalen. Peter moet ook 48 stuivers lijcoop betalen in Hasselt 'int Trensken' verdronken. Peter Leijssen zal ook vanaf nu voortaan alle lasten die eraan staan 'suet ende suer' verwachten die anders Jan van Aecken met zijn medegeringen hadden moeten dragen van deze goederen. Peter zal ook heffen en ontvangen de huur van het voorschreven broek tot vandaag toe gevallen en alles wat Jan Van Aecken niet heeft ontvangen. Goetspenninck 1 gulden voor de kerk, lijfcoop een aem bier als de Loonse meier in Coersselle komt. Mochten Van Aecken en zijn consorten niet betaald worden, dan mogen ze met 1 konde bij de heer weer in hun goed gesteld worden. Peter Leijssen is ter gichte gekomen.

Jan Van Aecken heeft op zijn eer en 'man waerheijt' verklaard dat deze overeenkomst ter goeder trouw werd aangegaan voor de weduwe van Tielman Sengers en haar erfgenamen en dat het beter gedaan werd dan gelaten.

 

1597, 12 mei. Folio 45

Jan Millen draagt op aan Johan Neffven 9 gulden jaarlijks zoals hij die trekt aan panden van Reyner Wouters onder Schuelen, verkregen door Peter Neffven in mei 1573 van Ffransch Schepers en door Ffransch verkregen in 1570 op 23 november; nog 3 gulden jaarlijks verkregen door Peter Neffven van Reyner Wouters in 1573 op 23 oktober; en de voorschreven 9 gulden met twee jaren verlopen. Verkocht voor 125 gulden 1 stuiver 1 ordt eens. Jan Millen belooft zijn huisvrouw te brengen om hiermee in te stemmen. Jan Neffven is ter gichte gekomen. In 1598 op 2 juni heeft Alidt Neffven huisvrouw van Jan Millen ingestemd hiermee.

 

1597, 26 juni. Folio 45v

Henrick Oijen draagt op aan Lambrecht Witters een stuk land onder Stal gelegen zoals hij verkregen heeft van Philips Witters, grenzend Peter Wellens, Lambrecht Witters en sheeren art. Henrick Oijen bekent aan Lambrecht de naderschap en hij verklaart dat hij zijn geld heeft gekregen. Lambrecht is ter gichte gekomen.

 

1597, 26 juni. Folio 47

Pauwls Vander Biessemen met zijn huisvrouw Lijsbeth Vernijen dragen op aan Maria Vernijen weduwe van Joris Vernijen 5 stuivers Brabants jaarlijks, zoals zij trekken aan panden en gedeelten van Cristijn Vernijen, komend van een grotere rente volgens hun deling hiervoor gebeurd tussen deze erfgenamen. Verkocht voor de timmer van een oud vervallen huisje dat door Pauwls voor de helft gekocht is van Jacop Smeets als momber van Maria Vernijen. Pauwls zal aan de panden van Cristijn niet meer trekken dan 10 stuivers jaarlijks. Jacop Smeets is voor Maria Vernijen ter gichte gekomen.

 

1597, 26 juni. Folio 47

Gijsbrecht Swinnen draagt op aan Quirijn Van Oppum zijn tocht en gerechtigheid van 2 gulden Brabants jaarlijks en een half mud koren jaarlijks zoals hij trok aan panden van Maria Peters alias Vernijen onder Schuelen en Geneijcken. Quirijn is ter gichte gekomen.

1597, 26 juni. Folio 47

Nu tocht en erfelijkheid samen zijn, heeft Quirijn Van Oppum opgedragen aan Hubrecht Vreven de 2 gulden jaarlijks met het half mud rogge jaarlijks in de voorgaande gichte vermeld voor 56 gulden Brabants, godspenninck 1 stuiver, lijcoop 10 stuivers. Hubrecht Vreven is ter gichte gekomen. De eerste gicht van het half mud is te vinden op 18 juni 1574 en van de 2 gulden is het 24 januari 1577 als Maria Peters gicht Heylke Van Oppum.

 

1597, 10 juli. Folio 47v

Hubrecht Vreven draagt op aan mr. Johan Neffven 2 gulden Brabants jaarlijks en een half mud koren jaarlijks zoals hij die hiervoor op 26 juni met koop heeft verkregen van Quirijn Van Oppum. Hubrecht bekent de naderschap aan mr. Johan en hij kreeg zijn kapitaal met alle hofrechten terugbetaald. Mr. Johan Neffven is ter gichte gekomen.

 

1597, 10 juli. Folio 49

Herman Hoelsteens draagt op aan Henrick Everarts zijn actie en gerechtigheid die hij mag hebben op een zeker 'hoefken' onder Schuelen gelegen, komend van Quinten Hoelsteens de vader van Herman. Het is door de heer ingewonnen geweest en aan Henrick overgegicht. Henrick is ter gichte gekomen.

 

1597, 10 juli. Folio 49

Op 19 juni hadden Elizabeth Van IJsseren met haar momber Jan Bardemaeckers en tevens Jacques Vanden Bosch en Lambrecht Van Tilborch voor henzelf en in de naam van hun huisvrouwen en tevens omwille van volmacht, hierna geregistreerd, opgedragen aan Dierick Palmarts al hun actie en gerechtigheid die hen is gebleven of getransporteerd door Merten Vleeschouwers aan de molens onder Coersselle gelegen. Ze hadden dit verkregen van Merten volgens registratie in het register op 10 april 1578. Dat zou gaan om 18 vat of halsters koren en 16 stuivers jaarlijks. Dierick zal ervoor 171 gulden Brabants eens betalen zoals het geld binnen Diest koers heeft. Voorwaarde is dat als er iets mis gaat, dat de verkoop teniet is. Dierick zal dan zijn geld terugkrijgen. Goetspenninck 2 stuivers 3 ort, lijfcoop 4 gulden. Dierick is vandaag ter gichte gekomen.

1597, 10 juli. Folio 49v

De machtiging. De borgemeesters en schepenen van de stad Diest verklaren dat voor hen verschenen Lambrecht van Tilborch als man en momber van Elzabeth Thomas, Geerdt Wijns als man en momber van Margriet Thomas, Franchois Wiggers als man en momber van Anna Thomas, Jacques Vanden Bosch als man en momber van Digna Thomas. De vrouwen waren eveneens aanwezig en ze maken zich sterk voor Magdalena Van Gele die is voortgekomen uit Gowart Van Gele en waarvan de moeder Elizabeth Van IJsseren is. Ze machtigen Elizabeth Van IJsseren, hun moeder, en met haar door het recht geleverde momber Jan Bardemaeckers om te verschijnen voor de meier en schepenen van de Vrijheid Lummen om daar en elders waar het zal nodig zijn in hun naam als eigenaars en zij als afgevaardigde en tochtster op te dragen met recht de rente van 18 halsters koren en in geld 16 stuivers die ze als eigenaars of tochtster trekken aan 2 molens gelegen onder Coersselle met de gronden die ertoe behoren, zowel ter Brabantse als ter Loonse aarde aan Dierick Palmarts. Deze en zijn erfgenamen mogen in hun plaats en rechten treden. Het zegel van de stad Diest werd op deze akte gedrukt op 25 juni 1597. Het groot zegel werd aangebracht in groene was en de akte werd ondertekend door Perre.

 

1597, 11 september. Folio 51

Maria Vernijen weduwe van Joris Vernijen heeft het versterf ontvangen na de dood van zijn ouders: een hofje gelegen omtrent 'den Haechdoren' in Schuelen, grenzend de Voort, de erfgenamen van Jan Jueris aan 2 zijden. Jacop Smeets is in de naam van Maria Vernijen ter gichte gekomen.

 

1597, 25 september. Folio 52

Op 19 mei 1597 had Wouter Vrancken opgedragen aan Ardt Moens een beemd in Coersselle gelegen, grenzend Kerst Meuws O, Vranck Vrancken erfgenamen W, als een pand en onderpand voor 6 gulden Brabants jaarlijks die te kwijten zijn met 100 gulden Brabants eens lopend geld. Deze rente moet los en vrij betaald worden, zonder taxen of belastingen in rekening te brengen. Bij het afleggen moet de rente mee betaald worden volgens het verloop van de tijd. Wouter kreeg zijn geld en hij stemde ermee in dat Ardt Moens hiervan een gezegelde brief kreeg. Ardt Moens is ter gichte gekomen.

 

1597, 25 september. Folio 52v

Scheiding en deling tussen de erfgenamen van Peter Convents.
Voor Franchois Convents is gevallen het huis met de molens en hun toebehoren met een stuk land van omtrent 7 halster zaaiens groot, met nog 2 driesjes daarbij gelegen, genaamd 'dije Ruijters Drieskens'; nog de wijers die bij de molen behoren met nog een driesje bij de molen gelegen; nog een beemd genaamd 'den Vrancken Beempt', omtrent 3,5 dachmael groot met nog het vierde deel 'int Waeterscap'. Deze goederen moeten jaarlijks aan de H. Geest en sommige altaren in Beringen 14 mudden en 4 halster oude maten koren leveren. Bovendien is 'den Doven Hoff' elk jaar 14 halster koren schuldig. Hij moet nog betalen aan hun halfbroer jaarlijks 7 gulden 10 stuivers; nog een 'gout gulden' jaarlijks die aan al het goed voorschreven staat. Mochten er nog meer lasten gevonden worden aan dit goed boven de vernoemde, dan zullen de andere partijen die gelijk helpen dragen. De twee broers moeten elkaar steunen in het verdedigen van hun rechten. Dit deel moet boven de voor vernoemde lasten aan de wederpartij, namelijk Dierick met zijn huisvrouw Catharina Convents, jaarlijks 75 gulden Brabants (elke gulden gerekend aan 20 stuivers) geven. Deze 75 gulden jaarlijks mogen Francois of zijn nakomelingen afleggen met 1250 gulden eens, in geld zoals het zal gangbaar zijn. De rente mag met 12 gulden per keer afgelegd worden met 200 gulden.

Het deel van Dierick Palmarts als man en momber van Catharina Convents is door keuze gevallen dat hij jaarlijks op de goederen aan Francois Convents toebedeeld 75 gulden jaarlijks zal trekken. Die staan te lossen zoals hiervoor beschreven. Hierbij zal Dierick nog hebben een beemd gelegen onder Huesden 'inden Stert', geheten 'dije Wolfs Donck'. De rente van 75 gulden zal jaarlijks vallen op Sint-Remeijsdag en voor het eerst in 1598.

Er blijft nog een beemd ongedeeld die ze mogen delen of verkopen volgens wens. Francois Convents en Dierick Palmarts hebben aan meier en schepenen verklaard dat ze deze deling onverbrekelijk zullen houden. Dierick belooft zijn huisvrouw hier te brengen om in te stemmen.

In 1600 op 18 mei zijn van deze 75 rinsgulden jaarlijks afgelegd, zoals dan in het register blijkt, 63 rinsgulden jaarlijks. Er blijven dus nog 12 rinsgulden jaarlijks aan staan.

 

1597, 20 november. Folio 63v

Op 4 november was door Jan Franssens met zijn consorten opgedragen aan Willem Erdekens een halve zille broek in Overslach gelegen onder Coersselle, grenzend Willem Erdekens W, Simon Opde Hof O, 'den Hogenbosch' N, voor 65 gulden Brabants eens en aan de vrouw van Jan Franssens 3 gulden voor een kermis, goetspenninck 2,5 stuivers, lijfcoop nae landtcoop. Jan Franssens spreekt Willem voor een goede gicht en maakt zich sterk voor zijn consorten voor het geval dat daar problemen van zouden komen. Jan Franssens bekende dat hij zijn geld kreeg. Willem Erdekens is ter gichte gekomen.

 

1597, 20 november. Folio 64v

Pauwls Vander Biessemen met zijn huisvrouw Elizabeth Vernijen draagt op aan Jacop Smeetz zijn aandeel en de gerechtigheid die haar aangestorven is na de dood van haar moeder Maria Peters. Het goed grenst Ardt Vanden Erdtwech, Elizabeth Hoetzelen, sheeren straet en Goris Mommen. Opgedragen in ruil voor een ander erf onder Schuelen gelegen, Dat gaat om huis en hof grenzend de straat, Henrick Everarts, Geert Kannarts aan 2 zijden. De helft hiervan sorteert onder Herck in 'den Hof van Guijlick'. Jacop moet nog 55 gulden Brabants eens bijleggen tussen dit en Kerstmis eerstkomend. Als hij niet betaalt, zal Jacop aan Pauwls 3,5 gulden Brabants jaarlijks gichten in de hof van Guijlick en Pauwels zal ook de huur trekken die half maart zal vallen, namelijk 6 gulden eens. Jacop is ter gichte gekomen.

1597, 20 november. Folio 64v

Jacop Smeetz heeft tot voldoening van de koop in de voorgaande gichte opgedragen aan Pauwls Vander Biessemen zijn huis in Schuelen gelegen, voor zover het onder deze heer gelegen is, in ruil zoals voorschreven is. Pauwls is ter gichte gekomen. Elk zal zijn lasten tot de gichte schoon maken.

 

1597, 04 december. Folio 65

Wouter en Maria Roosen hebben het versterf ontvangen na de dood van Lijsbeth Roosen, haar zuster: een stuk land met een beemdje bij mekaar gelegen onder Coersselle, grenzend Gilis Seijssens, Jan Cornelis, de beek en 'dije Brouck Straet'; nog een dachmael broek niet ver van 'den Gruenendaels Dijck' gelegen, grenzend Gilis Seijssens, Jacop Reijnkens en de beek en verder al het geen onder deze bank sorteert. Wouter Roosen is voor hem en voor zijn zuster ter gichte gekomen.

 

1597, 04 december. Folio 65

Op 13 november had Jacop Driesch opgedragen aan Henrick Everarts zijn tocht en gerechtigheid van twee stukken land onder Schuelen gelegen die hem waren gebleven na de dood van Geertruijt Van Swertenbrouck. Verkocht voor 90 gulden Brabants eens, goetspenninck 7 stuivers, lijfcoop 3 gulden. Henrick Everarts is ter gichte gekomen. Pontgelt solvit 2 gulden 5 stuivers omdat het tochtgoet is.

 

1597, 04 december. Folio 65v

Henrick Everarts heeft opgedragen aan 'des welgeboren frijheeren van Lummen' zijn huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend de straat N en O, Jacop Smeetz Z en Geert Kannarts W, als pand en onderpand voor 3 gulden Brabants jaarlijks 'pantceijs' voor het stellen van zijn paenhuijs, brouwen en biertappen. Voorwaarde is dat 'nae den ouden heercomen soe verre men ter selver plaetsen niet en brout oft biertapt ende uwtvercoopt' dat Henrick of zijn nakomelingen de 3 gulden Brabants jaarlijks niet moeten betalen. Mr. Joan Neven 'amptman' en meier is in de naam van en voor de heer van Lummen ter gichte gekomen.

 

1597, 10 december. Folio 66v

Lambrecht en Maria Opde Hoeve hebben na de dood van Anna Opde Hoeve het versterf ontvangen waar haar man Jan Smans onlangs als tochter is uitgestorven, onder Schuelen gelegen. Het gaat om al hetgeen onder deze bank sorteert. Lambrecht met Maria Opde Hoeve zijn ter gichte gekomen.

 

1597, 10 december. Folio 66v

Willem Oijen in de naam van en van wegen mr. Ardt Raijmundi, advocaat in Luijck, als man en momber van zijn huisvrouw jof. Catharina Vanden Steijnenhuijse heeft het versterf ontvangen na de dood van Jan Vanden Steijnenhuijse, voor zover er onder deze bank mochten sorteren. Willem Oijen is in de naam van mr. Ardt Raijmundi ter gichte gekomen.

 

1597, 10 december. Folio 66v

Willem Oijen, met volmacht vanwege Ardt Raijmundi gegeven op de persoon van Joan Taelmans, die op zijn beurt Willem Boijen afvaardigde in zijn plaats, draagt op in de naam van mr. Ardt voorschreven aan joffr. Aleijdt Van Velpen een vierde deel van de goederen van Dalem onder Schuelen gelegen, voor zover er enige onder deze bank vallen. Jofr. Aleijdt is ter gichte gekomen.

De machtiging van Taelman en Willen Oijen in zijn plaats zal men vinden in het register van de laathof Vander Smissen op deze datum waar ze geregistreerd staat.

 

1598, 22 januari. Folio 70

Jan en Lijsbeth Van Schoenbeeck hebben na de dood van hun ouders het versterf ontvangen onder Schuelen gelegen omtrent 'Schuermans Inde', namelijk huis en hof en daar in de buurt nog een half vat land, grenzend de erfgenamen van Frans Van Gelmen aan 2 zijden, de straat, Loijen Gathis en Jan Luijten; nog 'het Vossenlandt', grenzend Servaes Jaupen, Jan Alen, Peter Vanden Laer; nog een hoefken omtrent Maria Vernijen gelegen, grenzend Jan Alen, Henrij Everarts en des heeren straet; nog een beemd grenzend Maria Geerts, de Laeck en Peter Vanden Briel erfgenamen en 'den Boven Bampt' en verder al hetgeen hier sorteert. Jan Van Schoenbeeeck is voor hem en voor zijn zuster Lijsbeth ter gichte gekomen.

 

1598, 22 januari. Folio 70v

Jan Schatmans met zijn huisvrouw Maria Reijners draagt op aan Jan de Cuijper van Huesden een stuk broek omtrent Eversloo bij 'dije Kiessel Voort' gelegen, grenzend de straat, de pastorij van Huesden, de erfgenamen van Maria Boonen, voor 150 gulden boven de lasten. Deze lasten zijn 4 gulden Brabants jaarlijks aan de zusters van Hasselt. Aan de vrouw voor een kermis 4 gulden, goetspenninck 1 ernestus, lijfcoop nae lantcoop. Omdat dit goed voor de helft Brabants is, is voor hetgeen hier sorteert als pontgelt gesteld 3 gulden 17 stuivers. Mochten er nog lasten gevonden worden, dan moet Jan Schatmans die vergoeden. Jan de Cuijper is ter gichte gekomen.

 

1598, 23 januari. Folio 75v

De rentmeester draagt in de naam van de heer op aan Mattheus Bouten een stuk erf onder Schuelen gelegen, zoals het goed hiervoor is ingewonnen geweest omdat de jaarlijkse cijns en het 'relive' niet werden betaald door de erfgenamen van Jan Gilis alias Vanden Bock. Het is omtrent 'den Stap' gelegen en momenteel huurt Jan Timmermans het. Vincent Spralants is voor Mattheus Bouten ter gichte gekomen.

 

1598, 28 februari. Folio 79

Frans Convents heeft volgens een contract opgedragen aan Henrick Kenens alias Witters 2 percelen broek onder Coerssel gelegen: het vierendeel van 'de Waterscap' waar Henrick 3 delen van heeft en nog de helft van 'den Eelkens Beempt'. Verkocht voor 340 gulden Brabants eens met nog 10 gulden eens aan de huisvrouw van Frans als een kermis. Frans Convents ontving het geld. Goetspenninck, lijcoop naer landtcoop. Isaac Roelants is ter gichte gekomen in de naam van en voor Henrick Kenens voorschreven.

 

1598, 26 maart. Folio 79v

Lambrecht en Maria Opde Hoeve hebben opgedragen aan Niclaes Windelen van Herck een stuk erf onder Schuelen gelegen, genaamd 'de Hazeren Beempt', grenzend Jan Van Nuffel, de begijnen van Diest, sheeren straet. Voorwaarde is dat Niclaes Windelen aan Lambrecht Opde Hoeve voor zijn helft en part 20 gulden Brabants eens zal geven. De andere helft heeft Maria Opde Hoeve in goede vriendschap aan Niclaes geschonken voor zijn pijn, moeite en diensten die hij aan haar heeft gedaan in het helpen verwerven van haar recht. Goetspenninck 1/2 ernestus. Niclaes Windelen is ter gichte gekomen.

 

1598, 02 april. Folio 80

Jan van Schoenbeeck heeft het versterf en kindsgedeelte ontvangen na de dood van zijn zuster Elizabeth Van Schoenbeeck, zoals ze het onlangs na de dood van haar ouders ontvangen had. Jan Van Schoenbeeck is ter gichte gekomen.

 

1598, 02 april. Folio 80v

Jan Van Schoenbeeck draagt op aan Jan Reijners huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend Lodewijck Gathofs, sheeren straet en Jan Luijten 3), als een pand en onderpand voor 2 gulden Brabants jaarlijks. Deze zijn te kwijten met 32 gulden eens lopend geld, goetspenninck 1 stuiver, lijcoop 1 gulden. Jan Reijners is ter gichte gekomen.

 

1598, 16 april. Folio 82v

Niclaes Sraijen draagt op aan Jan Winters een stuk land in Coersselle 'int Groot Bloeck' gelegen, omtrent 6 halster zaaiens groot, grenzend Wouter Vanden Hove, Jan Winters voorschreven, sheeren 'art'. Jan moet op de gichte 10 stuivers goetspenninck geven, lijfcoop nae landcoop. Het stuk land was aan mr. Jan Winters gebleven met uitgaan van de brandende kaars voor 336 gulden Brabants. Het goed is onbelast. Mochten er toch lasten gevonden worden, dan belooft de verkoper dat hij ze zal vergoeden. Mr. Jan Winters is ter gichte gekomen.

 

1598, 16 april. Folio 82v

Op 9 april hiervoor werd door Jan Srijcken opgedragen in aanwezigheid van zijn huisvrouw Catlijn Druechmans en door Marten Quintens met zijn huisvrouw Geertruijt van Swartenbrouck aan Henrick Everarts al hun rechten van gronden en erven onder Schuelen gelegen, die hen verstorven zijn na de dood van Geertruijt Van Swartenbrouck, de vroegere huisvrouw van Jacop Driesch. Het vruchtgebruik is nog van Jacop of het werd wellicht verkocht aan Henrick Everarts. De voorschreven partijen pretenderen het eigendomsrecht van de goederen die grenzen aan mr. Jan Van Gelmen, de erfgenamen van mr. Liebrecht Meerhouts, Ambrosius Vander Eijcken, sheeren straet, Jan Hueveners. Een ander stuk land met een huisje grenst mr. Jan Van Gelmen, de erfgenamen van mr. Geert Van Velpen, de straat. Verkocht voor 200 gulden Brabants eens. 100 gulden betalen op de gicht. Het geld werd ontvangen. De andere 100 gulden moeten betaald worden op dag van verjaren. Goetspenninck 2 stuivers, lijfcoop 8 gulden. Henrick Everarts is ter gichte gekomen.

Jan Srijcken met Marten Quintens, samen en apart, beloven aan Henrick Everarts dat ze hem zonder problemen in deze goederen houden. Ze stellen hun goederen ervoor garant waar ook gelegen.

 

1598, 16 april. Folio 83v

Hans van Cuelen met zijn huisvrouw Truije Luijten dragen op aan Henrick Everarts 1 gulden Brabants jaarlijks zoals ze aan de voorschreven panden uit de voorgaande gichte trokken. Ze kwijten de panden van Henrick en bekennen dat ze zowel de hooftpenninck als de verlopen betaald kregen. Henrij is ter gichte gekomen.

 

1598, 07 mei. Folio 88

Jan Van Schoenbeeck draagt op aan Lenardt Van Swerttenbrouck een stuk land onder Schuelen 'opden Waelpot' gelegen, grenzend Henrick Everarts, Cristina Vernijen, Jan Alen en sheeren straet. Belast aan de kerk van Schuelen met 30 stuivers jaarlijks; nog met 4 gulden Brabants jaarlijks aan Peter Vanden Laer; nog 16 stuivers aan Jan Moens in Lummen; nog 3 stuivers aan 'brantscat'. Lenardt zal schuldig zijn van Jan Van Schoenbeeck 5 gulden Brabants jaarlijks af te nemen die de kerk van Berbrouck aan zijn panden trekt. Dat gaat om een beemd onder Schuelen gelegen, grenzend 'den Boefven Beempt', mr. Jan Van Gelmen, de Laeck. Opdat Jan Van Schoenbeeck of zijn nakomelingen hierom geen problemen meer zouden krijgen, moet Lenardt Van Swerttenbrouck nog 120 gulden bijleggen en aan de huisvrouw van Jan 6 gulden geven voor een kermis, goetspenninck 1,5 stuivers, lijfcoop nae landtcoop. Jan moet alle verlopen tot de gichte schoon maken. Hij heeft zijn geld ontvangen. Lenardt Van Swerttenbrouck is ter gichte gekomen. Lenardt heeft het voorschreven stuk land opgedragen en ook zijn andere roerende en erfelijke goederen als een borg waaraan Jan en de kerk van Berbrouck hun geld kunnen halen indien de 5 gulden jaarlijks niet betaald worden.

 

1598, 28 mei. Folio 89v

Loijen Stapparts als momber van zijn huisvrouw Geertruijt Pondtmans heeft na de dood van haar ouders het vierdedeel ontvangen van een stuk land onder Schuelen gelegen 'opden Stap', grenzend Ambrosis Vander Eijcken, de straat, Willem Geerts. Loijen Stapparts is als momber van zijn huisvrouw ter gichte gekomen.

 

1598, 28 mei. Folio 89v

Loijen Stapparts draagt op aan Maria Swinnen zijn 1/4 deel in het voorschreven land in de voorgaande gichte gereleveerd als een pand en onderpand voor 2 gulden Brabants jaarlijks. Valdag half maart. Af te leggen met 26 gulden Brabants eens en met rente volgens verloop van de tijd. Goetspenninck 1,5 stuivers, lijcoop 1 gulden. Marie Swinnen is ter gichte gekomen. Loijen belooft zijn vrouw hier te brengen om met deze gichte akkoord te gaan.

 

1598, 28 mei. Folio 90

Cornelis Vlemincx met zijn huisvrouw Elizabeth Claes draagt op aan Jan Van Schoenbeeck 2,5 gulden Brabants jaarlijks zoals hij aan panden van Jan voorschreven trok. Dat gaat om 'het Vossenvelt'. Cornelis kreeg alles betaald en kwijt de panden. Jan Van Schoenbeeck is ter gichte gekomen.

 

1598, 28 mei. Folio 90

Vincent Pondtmans en zijn huisvrouw Anna Dormaels dragen op aan Tielman Smans huis en hof in Schuelen gelegen omtrent 'den Stap', grenzend de erfgenamen van Peter Geerts, Baltis Smeetz en de straat, en verder al zijn Loonse goederen als een pand en onderpand voor 4 gulden Brabants jaarlijks. Deze staan altijd te betalen op Sint-Jorisdag. Af te leggen met 68 gulden Brabants eens en rente volgens verloop van tijd. Goetspenninck een halve stuiver, lijcop nae landtcoop. Jan Smans is ter gichte gekomen.

In 1612 op 24 mei heeft Jan Smans, vernoemd in deze gichte, deze gichte overgedragen aan zijn vader Tielman Smans, zeggend dat het hier om een schrijffout gaat en dat zijn vader Tielman ter gichte was gekomen ter presentie van mr. Claes Swinnen en Jan Huveners.

 

1598, 28 mei. Folio 90

Pauwels Vander Biessemen draagt op aan Henrick Everarts een stukje erf in zijn hof gelegen, waar Henrij zijn stallingen zou mogen op zetten 'ende wat verbueren'. Het grenst Henrij voorschreven en Pauwels. Verkocht voor 6 gulden en 30 stuivers, goetspenninck een halve stuiver, lijcop nae landtcoop. Henrij Everarts is ter gichte gekomen. Lijsbeth Vernijen stemt ook in.

 

1598, 28 mei. Folio 90v

Pauwls Vander Biessemen draagt op aan Maria Verneijen 10 stuivers Brabants jaarlijks zoals hij trok en die hem via deling gevallen was. Ze staan aan panden van Cristijn Vernijen, zijn schoonzuster, en ze zijn gelegen onder Schuelen. Verkocht voor 9 gulden Brabants eens. Jacop Smeetz is in de naam van en voor Maria Vernijen ter gichte gekomen.

 

1598, 25 juni. Folio 91v

Op 22 mei hiervoor droeg Dierick Palmarts op met zijn huisvrouw Catlijn Convents aan Henrick Kenens een stuk broek in Oversel gelegen, namelijk de helft van 'den Elkens Beempt', grenzend Jan Knapen, de beek, de gemeijnen art en de wederhelft van deze beemd zoals Henrick die verkregen heeft van Frans Convents. Verkocht voor 220 gulden eens boven de lasten. Voorwaarde is dat indien Henrick de 200 gulden binnen het jaar kan betalen, dan moet hij geen rente geven. Betaalt hij niet, dan moet Henrick intrest geven en de rente bekennen aan dit goed en aan andere panden en laten gichten. Goetspenninck een halve ernestus, lijfcoop nae landtcoop. Henrick Kenens is ter gichte gekomen.

 

1598, 09 juli. Folio 93v

Henrick Baten van Huesden had vroeger opgedragen aan Dierick Shoghen een mud koren en 1 gulden Brabants jaarlijks, zoals hij aan zijn panden trok. Henrick had het van Peter Bogarts hiervoor op 17 oktober 1596 gekocht. Henrick kwijt de panden en verklaart dat hij alles betaald kreeg. Dirick Shogen is ter gichte gekomen.

 

1598, 09 juli. Folio 93v

Jan Corthous in de naam van zijn huisvrouw Heijlwich Meukens heeft het versterf ontvangen na de dood van haar ouders, onder Schuelen gelegen. Het betreft alles wat onder deze bank sorteert. Jan Corthous is in de naam van zijn huisvrouw ter gichte gekomen.

 

1598, 09 juli. Folio 94v

Marten Meijrs draagt op aan Joris Sannen een rente van 7 gulden Brabants jaarlijks zoals hij trekt aan panden van Oriaen Oriaens, onder Coersselle gelegen. Dat betreft een stuk land geheten 'het Boeven Bloeck'. Deze 7 gulden zijn hem aangekomen na de dood van Dionijs Moens. Verkocht voor 100 gulden Brabants eens, goetspenninck 2 stuivers, lijcoop. De huisvrouw van Marten stemde hiermee in. Marten staat garant voor een goede gicht. Joris is ter gichte gekomen.

 

1598, 09 juli. Folio 94v

Jacop Germes, in de naam van zijn huisvrouw Anna Ruebens, en ook voor Anna Duijfkens heeft na de dood van haar moeder Margriet Ruebens het versterf ontvangen: 6 vat koren jaarlijks aan panden van Henrick Everarts in Schuelen gelegen. Die zijn verkregen van Reijner Stessens. Ontving nog 30 stuivers jaarlijks aan panden van Joris Luijten die van Elen Peters komen. Jacop Germes is in de naam van zijn huisvrouw en voor zijn medegeringe ter gichte gekomen.

 

1598, 10 juli. Folio 95v

Mr. Henrick Alen, die volmacht heeft op zijn persoon van Loijs Rouffos van 24 februari 1597, draagt op aan Catrina Neven weduwe van Jack Roelants een stuk broek onder Schuelen gelegen omtrent 'die Zeelbemden', geheten 'die Hoich Roten oft Prueveners Roten', grenzend de heer van Lummen, 'die Zeelbemden' en Jannens Ranscharts erfgenamen. Isack Roelants had het met andere goederen, die hier niet onder deze bank vallen, gekocht van Loijs Rouffos voorschreven zoals in de machtiging hierna beschreven staat. Omdat er geld betreffende deze 'Roten' door mr. Dierick de Wuest tijdens zijn leven beleend zijn geweest en dit geld onlangs door Johan Neven terugbetaald werd, is Johan Neven ook ter gichte gekomen.

De machtiging.

Op 24 februari 1597 maakt Loijs Rouffos zich sterk als momber van zijn huisvrouw Elisabeth Collein, van wie hij de toestemming zal inbrengen, en ook als voorganger en momber die hij voor de officier van Luijck geworden is voor de onmondige kinderen Frans en Ide Collein die alle drie kinderen zijn van Johan Collein zaliger en Elisabeth Lupi en hij zal tevens zijn schoonmoeder laten instemmen met het voorgaande. Hij draagt op aan de heer Isaeck Roelants 3/4 delen van een virendeel van de winning van Dalem, die momenteel Servaes Creten in huur houdt, en daarbij 3 vierendelen van 'der Palmerdonck drije horninck gesuer' en van de rechten die hen toekomen tot de 'Proveners Roten'. Het andere 1/4 heeft de advocaat Weseren, die het heeft gekocht van Francoijs Darden momber van zijn huisvrouw Marie Collein. Rouffos draagt deze goederen op in ruil voor een erfelijke rente van 28 gulden Brabants die hem binnen de stad Luijck op goede panden moeten aangelegd worden. Rouffos machtigt Henrick Alenium onwederroepelijk om in zijn naam alles te regelen wat nodig is waar ook. Hij weet dat de winning belast is, maar kan er geen som op kleven. Ook de Palmerdonck is belast, namelijk met 3 gulden Brabants of meer. Isaeck zal ermee moeten tevreden zijn en dat verklaarde hij hier ook. Betreffende 'die Roit' zegt Loijs dat die voor 200 gulden verbonden is aan mr. Dierick de Wuest, maar hij weet niet of het om licht of om zwaar geld gaat en dat is een probleem voor Isaeck. Bovendien is het nog belast aan de H. Geest. Lijcop nae lantcoop, godtspenninck 1 ernestus. Rouffos heeft zijn tutoren gelost, maar als hij die nog nodig heeft, zal hij ze weer voor het recht brengen. Was ondertekend als volgt: 'per registrum scabinorum Herckensium Alenus secretarius.

1598, 10 juli. Folio 96v

Machtiging door joffr. Isabeau weduwe van Johan Collein.

21 februari 1597 verklaarde Isabeau weduwe van wijlen Jean Collein dat ze voor de uitvoering van het testament van haar man afvaardigt en machtigt Lowijs de Roufoss, haar schoonzoon, om alles in haar naam te regelen wat nodig is voor alle rechtbanken waar nodig. Hij mag goederen transporteren aan Isaeck Roelants die in Wuestherck woont. De goederen worden opgesomd zoals hiervoor beschreven staat. Hij mag ze transporteren en er de koper in gichten. Rouffos mag in haar naam 400 gulden ontvangen en er kwijting van geven. Dit document werd in het Frans opgesteld. Opgemaakt in het huis van de notaris in Luik voor getuigen Baldus Rijssman le jeune en Jean Freraert. Ondertekend door notaris Bartholomeus Freraert van het hof van Luik.

1598, 10 juli. Folio 97v

Daarna volgt nog een volmacht, opgesteld in het Latijn. 1597, 26 februari parochie Sint-Servaes in Luik. De heer Johannes Lechio en mevr. Maria weduwe van wijlen Joannes de Holonia waren getuigen. Mevr. Elisabeth weduwe van Joannes Collin wettige dochter van mr. Joannes Lupi, advocaat aan het Luiks hof, geeft toestemming voor de verkoop van haar aandeel in de winning van Dalem onder Wuestherck en nog goederen die erbij horen, zoals onder Lummen. Ze machtigt Ludovicus Roeffos. Verwijzing naar Henricus Alenus. Ondertekend door Ar. a Leeuwen als notaris.

 

1599, 15 november. Folio 98

Loijs Rouffos als man en momber van Elisabeth Collin, die hij hier zal brengen om in te stemmen en waarvoor hij zijn roerende en onroerende goederen verbindt, stemt in met al het voorgaande tot behoef van Johan Neven en de erfgenamen van Catharina Neven, zijn dochter. Hij heeft afstand gedaan van de nantisatie die hij mocht gedaan hebben voor de schepenen van Luijck, waarmee hij instemde tot komen tot vernadering van de voorschreven goederen zowel hier als in het leen van onze heer en ook in de laethoff vander Heijlicheijt en onder Herck sorterend. Loijs is van alles voldaan en verklaart er geen recht meer op te hebben. Hij maakt zich tevens sterk voor zijn schoonmoeder joffr. Isabeau weduwe van Johan Collin, voor de kinderen Frans en Ida Collin voor wie hij als momber werd aangesteld voor de schepenen van Luijck en hij deed het tot hun profijt. Hij is van alles voldaan. Johan Neven heeft Loijs Rouffes en zijn schoonmoeder en de kinderen gekweten van al de hofrechten, 'opcomelingen' en andere kosten zoals hem mochten toekomen of vervallen zijn.

 

1598, 18 augustus. Folio 99

Meester Elferick Priysers, als gevolmachtigde van mr. Aerdt Raeymundi licentiaat in de rechten en advocaat in het hof van Luijck als man en momber van zijn huisvrouw joffr. Catlijn van Steijnenhuijs, heeft de goederen ontvangen in haar naam. Het betreft 'Cleijn Halbeeck' met al wat ervan afhangt en die onder deze bank ressorteerden. Ze zijn haar toegekomen na de dood van haar ouders. Mr. Elferick is in de naam van Mr. Aerdt Raeijmondi namens zijn vrouw ter gichte gekomen.

 

1598, 18 augustus. Folio 99

Mr. Elferick Pruijsers heeft wegens zijn machtiging opgedragen aan Jan Heerotten, scholtes in Sinttruijden, het voorschreven goed van Halbeeck met al zijn aanhang en gerechtigheid voor zover ze hier sorteren, in voldoening van het contract, de ruil en 'permutatie' zoals mr. Aerdt Raeijmundi tegen Johan Heerotten gedaan en gemaakt heeft. Dat contract is hierna geregistreerd. Johan Heerotten is ter gichte gekomen voor zover ze hier sorteren.

Hierna volgt de machtiging (constitutie) en permutatie tussen de partijen gedaan. In het Frans. 1597 op 9 juli verschenen bij de notaris meester Art Raijmundi licentiaat in de rechten en advocaat van het geestelijk hof van Luik en Jean Herotten meier van de goede stad van St.-Truiden als man en momber van juffr. Heeroipken die weduwe is van meester Pierre Dourisis haar eerste man. Jean Herotten als man en momber en voor haar erfgenamen transporteert aan Raijmundi en zijn erfgenamen de cijnzen en rechten van alle goederen die erbij horen zoals wijlen meester Pierre Doursis tijdens zijn leven als eerste echtgenoot van Heiropken toebehoorden. Cijnzen van Halbeeck. Verder zelf te lezen indien interesse. Deze tekst beslaat bladzijden.

Folio 102(1)r

In het Nederlands gaat de schrijver verder. De cedule betreffende de renten dat hiervoor in het document hoort, werd omwille van de lengte achterwegen gelaten. Het werd met deze constitutie ondertekend door Frans van Gelmen de gemachtigde van de erentfesten Johan van Gelmen.

 

1598, 18 augustus. Folio 102(1)v

Jan Herotten met zijn huisvrouw joffr. Henrica van Doorn hebben opgedragen aan de erentfesten Johan van Gelmen al de goederen die hij in de gichte hiervoor verkregen heeft, genaamd 'Cleijn Halbeeck' met alle aanhang en rechten die erbij horen, voor 1180 gulden. Het goed is enkel belast met grondcijns aan de heer. Mochten er toch lasten gevonden worden, dan belooft Johan Herotten aan Johan van Gelmen dat hij hem zal schadeloos stellen. Jan Herotten belooft aan de rechters dat hij de 1180 gulden weer ter goeder trouw zal aanleggen aan goede panden, die hij weer voor hof en heer zal verbinden als borg. Godspenninck 2 ernestus. Johan van Gelmen is ter gichte gekomen. Johan Herotten bekende dat hij alles betaald kreeg. Van deze goederen sorteert enkel de 'Cappel Beempt' onder deze bank, waarvan geen profijt komt vermits hij altijd onder water staat. Daarom is hier geen pontgelt betaald.

 

1598, 05 oktober. Folio 102(2)

Jan Stas met zijn huisvrouw Judich Van Ardennen draagt op aan Huijbrecht Wouters huis en hof met de landen daarachter gelegen, omtrent 2,5 vat zaaiens, zoals ze gelegen zijn in Schuelen aan 'den pleijn', grenzend de straat, Johan Van Gelmen en Huijbrecht voorschreven. Verkocht voor 27 gulden Brabants jaarlijkse rente. Elke gulden staat te kwijten met 20 gulden. Huijbrecht zal deze rente mogen afleggen met 100 gulden per keer en daarmee 5 gulden Brabants jaarlijks kwijten. Valdag van de rente is op de datum van gichten. Op datum van gichten moet Huijbrecht 100 gulden Brabants betalen, waarmee hij van de rente 5 gulden jaarlijks aflegt. Bovendien moet hij aan de huisvrouw van Jan Stas 10 gulden eens geven. Omdat aan de voorschreven jaarlijkse rente ook de uitgaande lasten in mindering komen - die gerekend worden op 12 gulden Brabants jaarlijks (10 gulden 10 stuivers jaarlijks aan Peeter Deijns, te leggen met 150 gulden; nog aan de kerk van Schuelen ongeveer 6,5 stuivers jaarlijks; nog in Diest aan Aerdt Putmans zaliger 12,5 stuivers jaarlijks) - is voor het pontgelt van deze koop 15 gulden gerekend. Mochten er bijkomende lasten gevonden worden en Huijbrecht zou daardoor problemen krijgen, dan belooft Jan Stas met zijn huisvrouw dat hij Huijbrecht altijd schadeloos zal stellen. Jan Stas draagt hiervoor als een borg op een stuk land genaamd 'het Bachuijs Velt', grenzend die stege en Huijbrecht voorschreven. Aan de renten zullen de grondcijns aan de heer of de 'brantschat' niet in mindering komen. Godts penninck 5,5 stuivers, lijcop 6 gulden. Huijbrecht Wouters is ter gichte gekomen.

 

1598, 05 oktober. Folio 102(2)v

Huijbrecht Wouters draagt op aan Marten Korstens en zijn huisvrouw Anna Rueselers zijn achterste hof bij het voorschreven goed in Schuelen gelegen, grenzend sheeren straet, Henrick Everaerts en mr. Liebrecht Meerhouts erfgenamen, als een pand voor 6 gulden 10 stuivers Brabants jaarlijks. Deze zijn af te leggen met 100 gulden eens lopend geld. Deze rente en het geld zullen na de dood van de beide kopers (van de rente) naar twee zijden gaan. Marten is ter gichte gekomen. Huib Wouters heeft het pontgelt betaald.

 

1598, 05 oktober. Folio 103

Mr. Johan Alen heeft het versterf ontvangen dat hem na de dood van Anna Jacobs is verstorven en waar onlangs Lenaerdt Swarts als tochter (vruchtgebruiker) is uitgestorven. Het is gelegen in Schuelen. Jan Alen is ter gichte gekomen.

 

1598, 05 oktober. Folio 103

Lenaerdt Van Sassenbroeck had opgedragen en de naderschap bekend van een stuk land in Schuelen 'opden Waelpot' gelegen, grenzend Henrick Everaerts, Cristijn Verneijen, Jan Alen en sheeren straet op 7 mei 1598 aan Huybrecht Vaes als bloedverwant van Jan Van Schoenbeeck. Met instemming van Huijbrecht voorschreven is Henrick Everaerts ter gichte gekomen op voorwaarde dat hij alles zal voldoen zoals beschreven staat in de gichte die Lenaerdt Van Sassenbroeck ontvangen had. Dit goed heeft Henrick Everaerts gekocht na de dood van zijn eerste huisvrouw.

 

1598, 29 oktober. Folio 103v

Henrick Munters en Reijnder Slegers als man en momber van zijn huisvrouw Maria Nijs, samen en apart, releveren het versterf dat hen na de dood van hun neef Jan, zoon van wijlen Anna Jacobs, is toegekomen en dat onder Schuelen is gelegen. Anna Jacobs had het in tocht bezeten en onlangs is Lenaerdt Swarts er nog uitgestorven. Het gaat om al hetgeen onder deze bank valt. Henrick Munters en Henrick Slegers als momber van zijn vrouw zijn ter gichte gekomen met recht.

 

1598, 05 oktober. Folio 103v

Barbara Vanden Camp heeft ontvangen het versterf dat haar is verstorven na de dood van Lenaerdt Swarts, haar 'overheerken': al hetgeen onder deze bank sorteert. Jan Hueveners is voor Barbara voorschreven ter gichte gekomen.

 

1598, 05 oktober. Folio 103v

Cristijn Van Vennen, Huijbrecht Smeets, Willem - als momber van zijn huisvrouw Cristijn Swarts, Geert Swarts, Dierick Coecx in naam van zijn vrouw Elisabeth Selckaerts hebben samen en apart het versterf ontvangen dat hen na de dood van Lenaert Swarts is toegevallen, namelijk al wat onder deze bank sorteert. Deze personen zijn samen en apart ter gichte gekomen.

 

1598, 05 november. Folio 104

Pouwels Vanden Houdt draagt op aan Peeter Vanden Hout een stuk erf onder Coerselle in Vuertken gelegen, geheten 'het Loemers Landt', grenzend Jan Van Hout, Gielis Beerten, de erfgenamen van Maria Smeets en Henrick Wijnen. Verkocht voor 150 rinsgulden en 66 stuivers 1 ort voor de vrouw als een kermis. Het goed is enkel belast met de grondcijns. Goedts penninck 3 stuivers, lijcop nae landtcoop. Te betalen op de gicht. Peeter Vanden Hout is tot de gichte gekomen.

 

1598, 05 november. Folio 104

Balthis Smeets draagt op aan Lenaerdt Swartenbroeck een stuk broek gelegen aan 'de Bachuijs Voert', grenzend Aleijdt Van Gelmen, Peeter Vanden Laer en 'die Backhuijs Voert', voor 80 gulden Brabants. Het is enkel belast met grondcijns aan de heer. Als borg voor eventuele lasten stelt de verkoper Balthis een stukje heide gelegen opde Stap omtrent 'die Keescamer', grenzend Aleijdt Van Gelmen, Reijnder Stessens en de erfgenamen van Catlijn Coecx. Godts penninck 1 stuiver, lijfcoop nae landtcoop. Lenaerdt is ter gichte gekomen.

 

1598, 05 november. Folio 104

Johanna en Simon Nijs hebben het versterf ontvangen dat hen na de dood van Anna Jacobs is toegevallen in Schuelen, waaruit onlangs Lenaerdt Swarts als tochter is gestorven, zowel goederen als renten. Willem Oeijen is in de naam van Johan en Simon Nijs ter gichte gekomen. Er staat twee keer Johanna en een keer Johan.)

 

1598, 19 november. Folio 105

Willem Vanden Roeij draagt op aan de kerk van Schuelen 1 rinsgulden Brabants jaarlijks zoals hij trekt aan panden van Henrick Everaerts, namelijk aan een hofje aan 'de Berbossch Stege' gelegen, grenzend 'die Berbossch Stege', sheeren straet, Bernaert Meijnen en Maria Smeets. Verkocht voor 17 rinsgulden Brabants eens. Valdag op 'heijlich kerst avont'. Geert Kannaerts is als kerkmeester en in de naam van de kerk ter gichte gekomen.

 

1598, 19 november. Folio 105

Jan Aerdts draagt op aan Balthis Smeets een mud rogge jaarlijks zoals Jan Aerdts het trekt op een stuk land genaamd 'het Heerlevelt', volgens de inhoud van de gezegelde brief ervan. Verkocht voor 55 rinsgulden Brabants eens, godts penninck 1 stuiver, lijcop nae landtcoop. Dit half mud staat half aan de panden van Balthis voorschreven. De helft van deze rente wordt hiermee gekweten, dus komt aan de heer in pontgelt enkel voor de helft van de hootpenninck (kapitaal). Balthis is ter gichte gekomen.

 

1598, 19 november. Folio 105v

Willem Claes, Maria Claes, Cornelis Vlemincx in naam van zijn vrouw Elisabeth Claes hebben het versterf ontvangen dat hen verstorven is na de dood van Anna Jacobs, waar onlangs Lenaerdt Swarts als vruchtgebruiker is uitgestorven. Het betreft een zille broek op 'den Huijven Beempt' gelegen en 2 zillen broek 'opte Ruijer Broeck' gelegen; nog 1,5 rinsgulden Brabants jaarlijks aan panden van Henrick Dormaels; nog aan Nijs Kelberchs een half mud rogge jaarlijks; aan panden van de erfgenamen van Henrick Vander Eijcken 5 gulden 5 stuivers jaarlijks; aan 'het Hasen Broeck' 2 gulden jaarlijks; aan panden van Jacob Cannaerts 4 gulden jaarlijks; aan panden van de erfgenamen van Henrick Stessens 1 gulden jaarlijks; nog een stuk land genaamd 'die Kenen'; nog een bosje 'opt Schuermans Eijnde' gelegen; nog een bosje aan 'de Manen Straet' gelegen en verder al hetgeen nog onder deze bank sorteert. Johan Neven is in de naam van en voor de voorschreven partijen ter gichte gekomen.

 

1598, 10 december. Folio 106v

Wouter Clercx als man en momber van zijn huisvrouw Catrijn Claes en Frans Claes hebben ontvangen het versterf dat hen is verstorven na de dood van Anna Jacobs alias Claes, waar onlangs Lenaerdt Swarts als tochter is uitgestorven. Deze partijen zijn ter gichte gekomen.

 

1598, 17 december. Folio 106v

Mathees Quijnen als momber van zijn huisvrouw Beatricx Pontmans releveert het versterf dat haar is aangestorven na de dood van haar ouders: 5 rinsgulden jaarlijks zoals staan aan panden van Ambrosius Vander Eijcken. Dat pand is een stuk land genaamd 'die Heij', grenzend Loich Stapparts, sheeren straet en Lenaert Lompen. Mathees Quijnen in de naam van zijn vrouw is ter gichte gekomen.

 

1598, 17 december. Folio 106v

Mathees Quijnen voorschreven met zijn aanwezige en instemmende huisvrouw draagt op de rente hiervoor beschreven aan Jan Hueveners der Jonge voor de som van 90 rinsgulden Brabants eens, godtspenninck een halve ernestus, lijcop 2 gulden. Jan Hueveners is ter gichte gekomen.

 

1599, 07 januari. Folio 108

Hans en Eva Vander Straten hebben na de dood van hun ouders 2 rinsgulden jaarlijks ontvangen die staan aan panden van Huijbrecht Maechs en van Geert Naelden in Coorsel gelegen. Hans is voor hem en voor zijn megeringe ter gichte gekomen.

 

1599, 07 januari. Folio 108v

Hans Vander Straten, die zich ook sterk maakt voor zijn zuster Eva en ervoor garant staat, draagt de voorschreven 2 gulden jaarlijks op aan Huijbrecht Maechs en Geert Naelden erfgenamen. Ze kregen alles betaald: de hooftpenningen met de verlopen. Ze kwijten de panden van de voorschreven erfgenamen. Anthonis tSroeijen heeft het geld voorgeschoten in de naam van de erfgenamen van Geert Naelden. Daarom zijn ook de erfgenamen van Geert Naelden ter gichte gekomen.

 

1599, 21 januari. Folio 109

Geert Coecx en Maria Coecx hebben het versterf ontvangen na de dood van hun ouders: huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend Joris Kemps, Huijbrecht Zelckaerts en tsheeren straet; nog een stuk land genaamd 'den Boter Hoff', grenzend Jan Schabben en Geertruijt Pontmans; nog een beemd bij de voorschreven hof gelegen, grenzend 'die Spoeij', Aerdt Schoepen; nog 'het Coppens Hooffken', grenzend 'het Liebens Velt' en Jacob Vennemans; nog een stuk land genaamd 'die Wolffs Kele'; nog een stuk land en broek in Laren gelegen en verder al hetgeen onder deze bank sorteert. De kinderen zijn ter gichte gekomen.

 

1599, 04 februari. Folio 110v

Jan Bastiaens heeft ontvangen een legaat dat hem door het testament van Huijbrecht Mommen is gemaakt: een stuk broek in Oversel gelegen, grenzend Claes Ermen 1), Geert Brouwers 2). Jan is ter gichte gekomen.

 

 

1599, 04 maart. Folio 113

Deling tussen de kinderen van Wouter Coecx, namelijk Geert en Maria Coecx met haar mombers Gielis Coecx en Wauter Spuens.

Het deel voor Geert Coecx: huis en, hof in Schuelen met een bos erachter gelegen, nog een halve beemd geheten 'den Bossch' en nog 20 stuivers jaarlijks aan het kindsgedeelte van zijn zuster Maria. Dat deel is beter dan het zijne. Geert moet alle lasten hieraan uitgaand betalen.

Het deel van Maria bestaat uit 'den Coecx Hoff'; nog een stuk erf genaamd 'het Coppens Hoeffken'; nog 'die Wolffs Kele' met een bos daarbij gelegen geheten 'die Keeskamer'; nog de halve beemd genaamd 'den Bossch'; nog een stuk verdronken broek genaamd 'die Ples'. Maria moet alle lasten hieraan uitgaand betalen.

De partijen doen afstand van hun rechten op elkaars deel. Ze zijn tevreden met hun deel.

 

1599, 04 maart. Folio 113v

Maria Coecx voorschreven draagt op met haar voorschreven mombers aan haar broer Geert Coecx haar kindsgedeelte hiervoor beschreven als pand voor 20 stuivers jaarlijks omdat zijn deel minder goed is dan haar deel. Maria of haar nakomelingen mogen deze 20 stuivers jaarlijks afleggen met 18 gulden Brabants lopend geld. Geert is ter gichte gekomen.

Op 2 december 1599 heeft Geert Coecx deze 20 stuivers jaarlijks opgedragen aan Maria Coecx, bekennend dat hij alles betaald kreeg. Gielis Coecx is als momber van Maria Coecx ter gichte gekomen.

 

1599, 17 maart. Folio 116

Aerdt Gielis releveert het versterf dat hem verstorven is na de dood van zijn vader Jacob Gielis: 6 halster koren jaarlijks die staan aan panden van Marten Balthis, winne in Rue en verder al hetgeen onder deze bank sorteert. Wilbort Cuppens is voor Aerdt Gielis ter gichte gekomen.

 

1599, 22 april. Folio 117v

Henrick, Jan en Anna Wijgaerts hebben het versterf ontvangen dat hen na de dood van Dimpna Merhouts, hun moeder, is verstorven: een half mud koren staand aan panden van Reynder Stessens onder Schuelen gelegen met al hetgeen onder deze bank sorteert. Henrick Wijgaerts is voor hem en voor zijn megeringen ter gichte gekomen.

In 1606 op 15 juni hebben Henrick en Jan Wijgaerts met Henrick Van Heerl man en momber van Anna Wijgaerts gerenoveerd (vernieuwd) na de dood van Quirijn Opde Beeck die er als tochter is uitgestorven, namelijk al wat hier sorteert. De partijen zijn ter gichte gekomen.

 

1599, 06 mei. Folio 118v

Tijs en Jan Aerdts hebben het versterf ontvangen dat hen na de dood van hun zuster Maria Aerdts is verstorven en waar onlangs Aerdt Clocluijers als tochter is uitgestorven. Het gaat om een stuk broek genaamd 'die Hoich Zille', grenzend 'den Hueveler', de heer van Henneff; nog een stuk gemeijn broek ook in Tiewinckel gelegen, grenzend de Demer en de Laeck; nog 10 stuiver onder Schuelen aan panden van Scrijnemekers; nog een halve hof in Laren gelegen, grenzend Aerdt Cocluijers erfgenamen, Tielen van Heerl en Mathijs Hoeffmans; al hetgeen dat nog onder deze bank sorteert. Jan en Thijs Aerdts zijn ter gichte gekomen.

 

1599, 06 mei. Folio 119

Herman Hermans draagt op aan Frans Convents een stuk broek op 'den Castelschen Dijck' gelegen, grenzend 'die Maelbeeck', Peeter Stevens, Pouls Pouls en sheeren straet. Verkocht met de hogen erbij voor 235 rinsgulden, godts penninck voor de kerk 2 rinsgulden, om de conditie te schrijven 1 rinsgulden en Frans is ter gichte gekomen.

In 1600 op 18 mei heeft Henric Witters, medeschepen, aangebracht dat Herman Hermans voor hem is verschenen, bekennend dat hij voldaan is van Frans Convents aangaande de voorschreven koop.

 

1599, 06 mei. Folio 119v

Uitspraak gedaan tussen Henrick Munters met zijn consorten 1) en Cornelis Tuijmelers met Willem van Schuelen 2).

Op 6 mei 1599 werd een minnelijke schikking gesloten tussen de voorschreven partijen, vertegenwoordigd door Henrick Munters met zijn megeringe Reijnder Slegers die ook voor hun consorten spreken en Cornelis Vlemincx met Willem Van Schuelen met zijn metgeringen, betreffende een erf en rente die Lenaerdt Swarts in tocht heeft bezeten en die aan deze partijen zouden gevallen zijn. Mr. Johan Neven, meier, werd voor het maken van de overeenkomst 'geeligeert' door Henrick Munters cum suis, Willem Vanden Roeij en Henrick Kenens en vanwege Cornelis Vlemincx en Willem van Schuelen, Aerdt Swijsen en Cornelis Cornelis. Als vriendelijk akkoord en 'peijs' werd door de mannen als volgt beslist. Munters cum suis zal voortaan 'pacifice' hebben en gebruiken 2 delen van het goed in kwestie en Cornelis cum suis het derdedeel. Dat gaat om al de goederen en renten door Anna Jacobs achtergelaten, die nu gevonden zijn of later zullen gevonden worden. Hetgeen nog niet gereleveerd is, zullen de partijen samen releveren en elk zal zijn contingent van de rechten betalen. Degenen die de goederen nu bewerken, zullen hun ploegrecht hebben volgens het recht behalve degenen die goederen in gebruik genomen hebben zonder instemming. De opbrengsten zullen ze delen volgens ieders contingent en dat zal ook gebeuren met de gevallen renten, alles te goeder trouw. Vlemincx met zijn consorten zullen geen deel hebben in het huis en hof dat mr. Jan Alenus 'sich gevordert heeft' om gedeeltelijk af te breken; noch van het huis met hof waarin Jan Slegers nu woont met nog een stuk land 'opt Damervelt' gelegen en een stuk land op 'de Stap' gelegen, dat 'gepresumeert' (vermoed) wordt hiervoor niet gekomen te zijn van het geslacht van Henrick Claes zaliger waar Cornelis Vlemincx cum suis 'om in dese guederen representeren' (? onduidelijke zin). Mocht zich iemand aanbieden die meer rechten op de voorschreven goederen uit de overeenkomst zou claimen, dan zullen de partijen deze zaak samen verdedigen ieder volgens zijn deel. De partijen hebben deze overeenkomst wettig 'geapprobeert' in handen van mr. Johan Neven als meier en in presentie van de mannen en schepenen voorschreven. Ze zullen de overeenkomst onverbrekelijk houden. Ze wensen wederzijds dat de overeenkomst wettig geregistreerd wordt en onder de hoede van de schepenen gesteld.

 

1599, 23 juni. Folio 124v

Henrick Munters, Reijnder Slegers, die zich ook sterk maken voor hun consorten Cornelis Vlemincx en Willem van Schuelen, dragen samen en elk apart op aan Jan Hueveners en Gielis Coecx 2 zillen broek 'opt Ruer Broeck' gelegen voor 137 gulden Brabants eens. Dit goed is enkel met grondcijns aan de heer belast. Mochten er toch lasten gevonden worden, dan zullen de verkopers de kopers hiervan kosteloos ontlasten. Godts penninck 1 stuiver, lijcop nae landtcoop. Jan Hueveners en Gielis Coecx zijn ter gichte gekomen.

 

1599, 23 juni. Folio 125

Henrick Munters, Reijnder Slegers, die zich ook sterk maken voor hun consorten Cornelis Vlemincx en Willem van Schuelen, dragen samen op aan Mathees Bijnens een stuk land in Schuelen gelegen, genaamd 'het Rincpadt'(?), grenzend Jacob Schats 1), Jan Aerdts 2) en 'het Rincpadt' 3); nog een bosje aan 'de Manen Straet' gelegen, grenzend de kinderen van Henrick Paesmans en sheeren straet. Verkocht voor 422 rinsgulden en 10 stuivers. Dit goed is enkel met grondcijns aan de heer belast. Mochten er toch lasten gevonden worden, dan zullen de verkopers de kopers hiervan kosteloos ontlasten. Godts penninck een halve ernestus, lijcop nae landtcoop. Mathees is ter gichte gekomen.

 

1599, 23 juni. Folio 125v

Henrick Munters met zijn 'metgeringen' en Willem van Schuelen met zijn metgeringen dragen op aan Ambrosius Vander Eijcken een zille broek gelegen 'opden Houben Bampt', grenzend 'die Laeck' 1), Jan Alen 2) en Jan Luijten 3), voor 50 rinsgulden en 10 stuivers Brabants. Dit goed is enkel met grondcijns aan de heer belast. Mochten er toch lasten gevonden worden, dan zullen de verkopers de kopers hiervan kosteloos ontlasten. Godts penninck 1 stuiver, lijcop nae landtcoop. Ambrosius is ter gichte gekomen.

 

1599, 30 juni. Folio 125v

Huijbrecht Dillen draagt op aan Jacob Vanden Briel een jaarrente van 4,5 rinsgulden Brabants jaarlijks, staand op panden van Jacob voorschreven, namelijk aan een stuk broek genaamd 'den Langen Beempt', grenzend O Bertholomees Tielens W, de erfgenamen van Thomas Mentens. Verkocht voor 56 rinsgulden Brabants eens, die Huijbrecht ontvangen heeft. Godts penninck 1 ernestus voor de kerk van Coorsel. Jacob Vanden Briel is ter gichte gekomen.

 

1599, 08 juli. Folio 126

Huijbrecht Maechs draagt op aan Aerdt Convents en Cristiaen Hueveners zijn deel van 'den Breetvenne aenden Postelmans Hoeck' gelegen, namelijk het zesde deel daarvan, grenzend Bertholomees Smeets 1), sheeren aerdt aan 3 zijden, voor 15 rinsgulden Brabants eens, godts penninck in het geheel 10 stuivers, lijcop nae landtcoop. Omdat dit gedeelte van het Breetvenne half sorteert in het Brabants, is het pontgelt berekend op 7,5 rinsgulden. Aerdt Convents en Cristiaen Hueveners zijn ter gichte gekomen.

 

1599, 08 juli. Folio 126v

Aerdt Van Postel, voor hem en in de naam van de kinderen van Jan Van Postel voor wie hij zich sterk maakt, draagt op het zesde deel van 'den Breetvenne' in Coorsel in 'den Postelmans Hoeck' gelegen, grenzend Bartholomees 1) en sheeren straet aan 3 zijden. Verkocht voor 15 rinsgulden Brabants eens, lijcop nae landtcoop, godts penninck 1,5 stuivers. De voorschreven Aerdt Convents en Cristiaen Hueveners zijn ter gichte gekomen. Dit gedeelte is volledig Loons, dus voor het pontgelt 15 stuivers.

 

1599, 17 augustus. Folio 130

Op 13 augustus. Catlijn Vletincx, wettige huisvrouw van Franchois van Thulder wonend in Antwerpen, heeft constitutie en authorisatie van de burgemeesters en de raad van de stad van Antwerpen die hierna werd geregistreerd, draagt op aan Loich Ketelers een beemd genaamd 'den Frater Beempt' in Linchout gelegen voor 18 carolusgulden eens Diester geld. Het goed is enkel belast met sheeren grondcijns. Lijcop 32 stuivers, godts penninck 1 blanck. Loich is ter gichte gekomen.

Het document.

De borgemeesters, schepenen en de raad van de stad Antwerpen verkondigen hiermee dat vandaag voor hen verschenen zijn Francois Van Thulder zoon van wijlen Merten en waarvan de moeder Agata Vekens alias Potters en zijn zuster Heijlke van Tuldere weduwe van wijlen Geeraerts Daems met een momber gegeven door het recht, Anna Van Thuldere de wettige dochter van Franchois met haar wettige man en momber Guillaem Decan voor haarzelf en zich sterk makend voor haar zusters Elisabeth en Clara van Thuldere, Franchois en Jacques Daems beiden wettige zonen van Geeraert Daems voor henzelf en ook voor hun zuster Lijsken Daems voor wie ze zich sterk maken, stellen in hun plaats en maken machtig mits deze machtiging Catlijn Vlemincx wettige huisvrouw van de voorschreven Franchois van Thuldere om vanwege haar en in de naam van de anderen te verkopen en afstand te doen, te transporteren voor een prijs zoals haar believen en goeddunken zal al de goederen en versterfnissen die hen gebleven zijn na de dood van wijlen Wouter Vekens alias Potters en van Aleijdt Van Hasselt, hun grootvader en grootmoeder en van hun afstammelingen en kinderen. Alles staat gespecificeerd in de deling van hun achtergelaten goederen tussen hun kinderen voor de schepenen van de stad Diest gepasseerd op 29 maart 1595. Ze moet de kopers erin goeden en er afstand van doen en alle bovenstaande constituanten ervan onterven en op elke plaats doen wat het recht daarvoor eist en wettelijke gift te geven, enz. Ze mag het geld dat ervan komt ontvangen en er kwijting van geven, al doen wat nodig is om hun rechten te laten gelden enz. zoals ze zelf zouden doen indien ze aanwezig zouden zijn. Hetgeen Catlijn zal doen, daar staan ze allen achter en ze verbinden er hun persoon en goederen voor. Op 4 augustus 1597 werd het stadszegel van Antwerpen gedrukt op het 'spatuum' in groene was. Daaronder stond een onleesbare handtekening.

 

1599, 18 augustus. Folio 131v

Peeter van Gelmen en Henrick Coenen als momber en vader van zijn kinderen verwekt bij Elisabeth van Gelmen releveren het versterf dat hen is verstorven na de dood van hun ouders Frans Van Gelmen en Heijlwich Neven zaliger, de vader en moeder van Peeter voorschreven en van Elisabeth van Gelmen, de huisvrouw van Henrick. De partijen zijn ter gichte gekomen.

 

1599, 18 augustus. Folio 132

Peeter van Gelmen releveert het versterf dat hem na de dood van zijn broer Frans van Gelmen en na de dood van zijn neef Claes Claes is verstorven. Peeter is ter gichte gekomen.

 

1599, 18 augustus. Folio 131v

Frans Convents en Dierick Palmaerts als momber van zijn huisvrouw Catharina Convents releveren het versterf dat hen is verstorven na de dood van Frans Van Gelmen en Aleijdt Neven, hun grootvader en grootmoeder. Ze zijn ter gichte gekomen.

 

1599, 18 augustus. Folio 131v

Frans Convents en Dierick Palmaerts als momber van zijn huisvrouw Catharina Convents releveren het versterf dat hen is verstorven na de dood van Frans Van Gelmen, hun oom, en na de dood van hun neef Claes Claes. Ze zijn ter gichte gekomen.

 

1599, 16 september. Folio 132v

Geertruijt Luijten en Catrijn Luijten hebben het versterf ontvangen dat hen na de dood van hun vader Joris Luijten is verstorven: huis en hof in Schuelen gelegen 'opde Stap'. Jan Duts als momber van zijn huisvrouw Geertruijt Luijten en Jan Peeters als momber van zijn huisvrouw Catrijn Luijten zijn ter gichte gekomen.

 

1599, 16 september. Folio 132v

Peeter en Catharina Luijten hebben ontvangen het versterf dat hen is verstorven na de dood van hun vader Joris Luijten: een huis met een hof in Schuelen 'opde Stap' gelegen, grenzend Servaes Joupen, Melchior Van Schoenbeeck en sheeren straet aan 2 zijden. Peeter is voor hem en voor zijn zuster Catlijn Luijten ter gichte gekomen.

 

1599, 20 september. Folio 134v

Scheiding en deling tussen de erfgenamen van Frans van Gelmen en Aleth Neven zaliger: Henrick Coenen als vader en momber van zijn kinderen Maria en Aleth Coenen, Frans Convents en Dierick Palmaerts als momber van zijn huisvrouw Catharina Convents van goederen en erven onder Lummen, Schuelen en Rechoven gelegen.

Het deel aan Peeter van Gelmen gevallen: die winninge in Rechoven gelegen met al de aanhang van huis, hof, broek, land en bos behorend tot de winning en dat met alle uitgaande lasten en cijnzen.

Het deel van Henrick Coenen in naam van zijn kinderen: een bloeck in Schuelen achter de kerk, omtrent 5 vat zaaiens groot; nog een bloeck genaamd 'die Mier' dat belast is met 4 vat koren aan de H. Geest van Herck; nog een beemd genaamd 'het Geraeck'; nog 'die Doncken'; nog 'het Nonnebeempdeken'; nog 'den Schamparts Bossch'; nog een mud rogge onder Wijer dat volgens de reductie te betalen staat; nog 3,5 vat rogge staand op panden van Aerdt Cuppens 'opde Keij’(?) gelegen. Dit deel is belast met 4 vat koren aan de H. Geest zoals voorschreven is en met 3 gulden aan het convent van Herckenroeij en met sheeren grondcijns.

Het deel voor Frans Convents en Dierick Palmaerts als momber van zijn huisvrouw Catrina Convents: huis en hof in Schuelen 'opt Schuermans Eijnde' gelegen; nog 'die Hanen Heij' bij tsHoeijeters gelegen; nog een bos in Schuelen gelegen naast 'den Kercken Bossch' van Lummen (het bos van de kerk van Lummen); nog een bos 'opt Schuermans Eijnde' gelegen, groot 3 sillen; nog een beemd genaamd 'den Duijtsen Beempt'; nog een sille broek 'opt Luttens Oer'; nog 'den Sannen Beempt'; nog 'den Copis Beempt' aan 'steen brucxken'; nog een rente van 5 philipsgulden jaarlijks staand aan panden van Servaes Joupen; aan 'Jan der Wever' panden 5 stuivers jaarlijks; aan panden toebehorend aan Huijbrecht Vanden Mortel in Lummen in de Neer Straet gelegen 30 stuivers jaarlijks; nog 2 vaet koren aan panden van Baltis te Rue; nog 2,5 vat aan panden van Mathees Hueveners. Dit deel is belast met 8 rinsgulden aan Anthoen Alen; aan de erfgenamen van Maria Meukens 6 rinsgulden; aan de kerk van Schuelen 12 stuivers te geven in 'wittebroet' op Witte Donderdag; nog een gulden aan de kerk van Viversel en aan de kerk van Herck 1 gulden.

Henrick Coenen, Frans Convents en Dierick Palmaerts hebben onverdeeld gelaten een hof van omtrent 4 vat zaaiens groot gelegen in Lummen binnen vrijheid, die belast is met 1 rinsgulden aan de kerk van Viversel en met 1 gulden aan de kerk van Herck. De partijen zullen de hof met de lasten gelijk houden en dragen.

De partijen staan hun rechten op elkaars deel van hun deling af en ze verklaren elk met hun deel tevreden te zijn.

 

1599, 07 oktober. Folio 137

Joris, Aerdt en Loich Gatis, Jacob Smeets als momber van zijn huisvrouw Dimpna Gatis, Jan Wagemans als momber van zijn huisvrouw Maria Gatis hebben het versterf ontvangen dat hen na de dood van hun neef Geert Hansen is verstorven. Het betreft een stuk erf in Rue, grenzend sheeren straet, Herman Pijpen en Joris Gatis. De partijen zijn ter gichte gekomen.

 

1599, 07 oktober. Folio 138

Elisabeth Pastenaecx met haar momber Peeter Aerdts draagt op aan haar kinderen Peeter, Elisabeth en Helena van Lille haar tocht van een stuk broek op de 'Oude Sluijse' gelegen, grenzend de Maelbeeck, de Oude Beeck en Lenaerdt Wevers; nog van een beemdje geheten 'het Crul Beempdeken' aan 'de Bussers Wech' gelegen, grenzend 'die Oude Beeck', 'den Bussers Wech' en Mathees Aerdts; nog van een half mud koren dat zij trekken onder Coorsel aan panden van Jaspar Hillen, staand aan een boender beemd aan 'den Hoogen Bossch' gelegen. Aerdt Jans is als momber van zijn huisvrouw Elisabeth van Lille en ook voor zijn metgeringen voorgenoemd ter gichte gekomen.

1599, 07 oktober. Folio 138

Nu tocht en erfdom samen zijn, heeft Aerdt Jans opgedragen aan Jacob Corthours het voorschreven beemdje 'opde Oude Sluijse' gelegen in de voorgaande gichte vernoemd, voor 75 rinsgulden Brabants geld. Het is enkel belast met heeren cijns, godts een halve ernestus, lycop nae landtcoop. Aerdt belooft zijn huisvrouw hier te brengen om hiermee in te stemmen. Jacob is ter gichte gekomen en heeft de gehele rechten betaald.

1599, 07 oktober. Folio 138v

Aerdt Jans draagt op aan Jan Leijsen een stuk broek aan 'den Bussers Wech' gelegen, genaamd 'het Crul Beempdeken', in de voorgaande gichte beschreven, voor 15 gulden Brabants geld, in Diest te leveren, godts penninck 11 oord, lijcop nae landtcoop. Aerdt belooft zijn huisvrouw hier te brengen om in te stemmen. Heijlke van Lille, nog jonge dochter, heeft met deze en met de voorgaande gicht ingestemd. Jan Leijsen is ter gichte gekomen.

 

1599, 07 oktober. Folio 138v

Mr. Gielis Schooffkens met instemming van zijn huisvrouw Catharina Vanden Briel draagt op aan Aerdt Lambrechs als momber van zijn huisvrouw 1 gulden Brabants jaarlijks zoals hij aan zijn panden onder Schuelen trok. Mr. Gielis kreeg de hoetpenninck met het verloop betaald. Aerdt Lambrechs is als man en momber van zijn huisvrouw ter gichte gekomen.

 

1599, 08 november. Folio 139v

Aerdt Lenaerts, volgens de opdracht door zijn schoonmoeder op 20 oktober voor hem gedaan van een half mud rogge jaarlijks erfelijk zoals zij aan panden van Jaspar Tielmans en Jan Crompvoets trok, namelijk aan een beemd in Oversel gelegen, grenzend Gielis Elen erfgenamen, Jan Tijs en Claes Inde Spierick, heeft het voorschreven half mud rogge opgedragen aan Jaspar Tielmans en Jan Crompvoets. Aerdt heeft hiervoor 45 rinsgulden Diester geld ontvangen, kwijtend de panden van de hooftpenninck met het verloop. Jaspar Tielmans en Jan Crompvoets, elk voor hem apart, zijn ter gichte gekomen. Het pontgelt werd betaald in Diester geld.

 

1599, 02 december. Folio 140

Bernaert, Jan en Peeter Seijsens, Jan Convents als momber van zijn huisvrouw Anna Seijsens hebben het versterf ontvangen dat hen verstorven is na de dood van hun ouders: een stuk land in Castel gelegen, genaamd 'den Bluecman', grenzend sheeren straet, Jacob Convents en verder al hetgeen dat onder deze bank sorteert. Bernaert Seijsens voor hem en voor zijn megeringen en Jan Convents als man en momber zijn ter gichte gekomen.

 

1599, 02 december. Folio 140v

Quinten Hueveners releveert het versterf dat hem verstorven is of gelegateerd door Margriet Cilien, namelijk 3 vaet land in Schuelen gelegen, grenzend Jan Mercdens, de erfgenamen van Aleth van Gelmen, sheeren straet en Geert Hansens. Quinten is ter gichte gekomen.

 

1599, 02 december. Folio 140v

Maria Swinnen releveert het legaat dat haar door het testament van Margriet Cilien is gelegateerd, namelijk een stuk broek genaamd 'den Molenwech', grenzend Anna Meeus 1), 'die Laeck' 2) en Willem Vanden Roeij 3); nog een stuk land met een bos daarbij gelegen, grenzend Jan Verneijen, Joris Gatis en de erfgenamen van Henrick Paesmans; nog 1,5 vat land met een bosje 'opde Stap' gelegen, palend Willem Vanden Roeij, Govaert Vanden Broeck en sheeren straet. Maria is ter gichte gekomen.

 

1599, 02 december. Folio 141

Henrick Swijns releveert het legaat dat hem werd gelegateerd door Margriet Cilien, namelijk 2 vaet land in Schuelen gelegen, grenzend sheeren straet 1), Joris Luijten 2) en Maria Coex 3); nog 'den Graes Beempt', palend Jan Luijten, Jan Aerdts en de Laeck; nog 'het Oeijdoncxken', grenzend het godshuis van Mielen, Cornelis Vlemincx en de Laeck; nog 'het Deijns Bruecxken', grenzend Willem Vanden Roeij en 'die Voert'; nog een 'busken' op de Stap, grenzend Willem Oeijen, Henrick Paesmans erfgenamen en Aerdt Juechmans. Henrick is ter gichte gekomen.

 

1599, 02 december. Folio 141

Frans Schepers, Loich en Reijnder Stapparts releveren het legaat dat hen is gemaakt door Margriet Cilien, namelijk huis en hof in Schuelen gelegen met 'de Hoich Placken' daaraan, grenzend Jacob Smeets, 'den Guijlickerbossch', de erfgenamen van Aleth van Gelmen en Lenaerdt van Swartenbroeck. De voorschreven partijen zijn ter gichte gekomen.

 

1600, 07 januari. Folio 144

Jan en Catrina Luijten en Jan van Ham als momber van zijn huisvrouw Elisabeth Luijten hebben het versterf ontvangen dat hen is verstorven na de dood van Margriet Cilien, namelijk al de erven die eerder door Gielis Coecx, Quinten Hueveners, Maria Swinnen en meer anderen op 2 december ontvangen zijn. De partijen zijn samen en elk apart ter gichte gekomen.

 

1600, 27 januari. Folio 145

Lenaerdt Wevers draagt op aan Jacob Corthours een dachmael broek op de Maelbeeck gelegen, grenzend de Maelbeeck 1), 'die Oude Beeck' 2), Jan Baens 3) en Jacob voorgenoemd 4). Verkocht voor 71 rinsgulden Brabants eens. Belast met een halve braspenninck cijns en meer niet. Godts penninck 1,5 stuivers, lijcop nae landtcoop. Jacob is ter gichte gekomen. Lenaerdt kreeg alles betaald.

In 1600 op 6 juli heeft Jacob Corthours de naderschap van deze koop bekend aan Bertholomees Aerdts. Hij kreeg zijn geld terug en Bartholomees is ter gichte gekomen.

 

1600, 27 januari. Folio 145

Melchior Schots draagt op aan Emanuel Aerdens een 'heijthoeffve' gelegen aan 'den Hegbossch' bij Beringen, grenzend Jan Ouwercx O en N en Melchior voorschreven 3). Dit goed maakt deel uit van een grotere koop van meerdere percelen sorterend onder Beringen. Hetgeen hier sorteert wordt geraamd op 20 rinsgulden. Lijcop nae landtcoop, godts penninck 1 stuiver. Aerdt is ter gichte gekomen en Emanuel spreekt voor een goede gicht. (Emanuel is een zoon van Aerdt.)

 

1600, 10 februari. Folio 147

Peeter Wijnen als momber van zijn huisvrouw Margriet Tielens draagt op aan Valentijn Valentijns en Gielis Winters als momber van zijn huisvrouw Maria Valentijns een jaarrente van 6 rinsgulden jaarlijks Brabants zoals Peeter Wijnen die jaarlijks aan hun panden trok. Hij kreeg de hootpenninck betaald en voor het verloop zal Peeter hebben na vandaag een beemd genaamd 'den Molen Beempt', twee ... lanck de ene na de andere volgend. En daarmee kwijten ze mekaar. De partijen zijn ter gichte gekomen.

 

1600, 23 februari. Folio 149

Peeter Stessens heeft na de dood van zijn ouders het versterf ontvangen: een stuk land in Rue gelegen, geheten 'den Ruer Hoff', grenzend Joris Gathis, sheeren straet en de steeg naar het Ruer Broeck; nog huis en hof 'opde Stap' gelegen, grenzend sheeren straet, Servaes Joupen; nog 'het Heerlevelt', grenzend sheeren straet; nog 'die Lange Plack', palend mr. Jan Neven; nog 'het Hoich Hueffken', grenzend Servaes Joupen en Reijnder Pouls; nog een bosje daar in de buurt gelegen en verder al hetgeen onder deze bank sorteert. Peeter is ter gichte gekomen.

 

1600, 23 februari. Folio 150v

Jacob Smeers als momber van zijn huisvrouw Dimpna Gatis en van wie hij de instemming zal hier brengen, Jan en Aerdt Gatis, Jan Mercdens als momber van zijn huisvrouw Maria Gatis, samen en apart, dragen op aan Joris Gatis heel hun versterf dat hen is verstorven na de dood van Dimpna Gatis waar onlangs Geert Vanden Eijnde uitgestorven is. Het gaat om een stuk land in Rue gelegen, grenzend Herman Pijpen erfgenamen, sheeren straet, de zusters van Hasselt, Joris Gatis met Peeter Stessens. Verkocht voor 220 gulden Brabants eens, godts penninck 4 stuivers, lijcop nae landtcoop. Jacob Smeets en Jan Mercdens verklaren dat ze hun geld ontvingen en dat beloopt op 110 rinsgulden. Joris zal het goed opdragen en verbinden voor de overige 110 rinsgulden eens en daarvoor jaarlijks 6 gulden Brabants betalen aan Jan en Aerdt Gatis. Joris is ter gichte gekomen.

1600, 23 februari. Folio 150v

Vervolgens verbindt Joris Gatis het voorschreven stuk erf als pand en onderpand voor de 6 gulden jaarlijks voorschreven die met 110 gulden te kwijten zijn. Het gaat om 3 gulden jaarlijks voor Jan en 3 gulden jaarlijks voor Aerdt Gatis, die elk apart met 55 gulden af te leggen zijn en met rente volgens verloop van de tijd. Valdag is Kerstmis. Jan en Aerdt zijn elk voor zijn aandeel ter gichte gekomen.

 

1600, 23 maart. Folio 153

Lambrecht Witters draagt op aan Henrick Claes al zijn goederen onder deze bank sorterend als een onderpand voor een jaarlijkse rente van 27 rinsgulden 10 stuivers die Lambrecht heeft aan zijn Brabantse gronden als hoofdpand. Aerdt Vanden Berge is in de naam van Henrick Claes ter gichte gekomen.

 

1600, 23 maart. Folio 153

Jan Beckers draagt op aan Jan Winters huis en hof gelegen aan de kerk van Coorsel volgens de gichte die vroeger Jan Beckers had gedaan van Valentijn Valentijns en zijn 'metbroeder', mombers van Apolonia Huijbrechts die nu de huisvrouw is van Jan Winters. Jan Beckers bekent aan Jan Winters in de naam van zijn huisvrouw Apolonia de naderschap ervan. Jan Winters is ter gichte gekomen.

 

1600, 23 maart. Folio 153

Jan Winters, met instemming van zijn huisvrouw die zal komen instemmen, draagt op het voorschreven huis en hof en hetgeen daarbij hoort aan Jacob Vanden Briel voor 100 rinsgulden Brabants. Deze som moet in 2 keer betaald worden: de eerste Sint-Peetersdag in juni en de rest Remigius daarna. Boven alle lasten en cijnzen die eraan uitgaan en aan de huisvrouw van de verkoper voor een kermis 6 gulden.

Omdat er aan dit huis en hof een Brabantse uutfanck is die betimmerd is, is hetgeen hier sorteert gerekend aan 60 gulden. De koper stelt als borg een jaarlijkse rente van 4,5 gulden die staat aan een beemd genaamd 'den Langen Beempt' en verder al zijn andere goederen roerend en onroerend. Jacob is ter gichte gekomen.

1600, 23 maart. Folio 153v

Jacob Vanden Briel draagt op en bekent de naderschap aan Aerdt Stevens van het voorschreven huis en hof op voorwaarde dat Aerdt hem zal ontslaan van de borg gedaan in de voorgaande gichte. Aerdt belooft alles te doen volgens recht. Aerdt is ter gichte gekomen.

 

1600, 12 april. Folio 153v

Bertholomees Tielens en Lenaerdt Vander Linden releveren het versterf dat hen is verstorven na de dood van Huijbrecht Dillen: een stuk land genaamd 'die Hommelaeck', grenzend Peeter Leijsen, Valentijn Claes, Huijbrecht Houben en sheeren straet; nog een stuk broek achter 'die Breedonck' gelegen, grenzend de H. Geest van Coorsel, Sebastiaen van Houdt, mr. Jan Winters en sheeren straet; nog een stuk broek genaamd 'die Brueckelen', grenzend Joris Schepers, Jan Hecxkens en sheeren straet; nog een eewit aan 'de Breedonck' gelegen, palend Peeter Pelsers en 'die Breedonck' aan 2 zijden; nog 'het Raeijmaeckers Beempdeken' grenzend Andries Goosens, Jaspar Tielens en Sebastiaen Wijnen; nog een stuk broek in Oversel gelegen, grenzend 'die Roeij Beeck', Jan Winters, Jaspar Tielmans en Tijs Claes; nog een stuk land aan 'de Scrick Heij' dat grenst aan Bartholomees Tielens, 'die Scrick Heij', de pastoor van Coorsel en mr. Jan Winters; al hetgeen dat nog onder deze bank mocht sorteren. Bartholomees is voor hem en voor zijn metgeringen ter gichte gekomen.

 

1600, 13 april. Folio 156v

Jan Jans van Ter Vaent als man en momber van zijn huisvrouw Maria Van Mechelen heeft het versterf ontvangen dat hen verstorven is na de dood van Maria Inde Molen(?) waar Huijbrecht Dillen onlangs als tochter is uitgestorven. Het gaat om een stuk land van 7 halster zaaiens groot, geheten'die Hommelaeck' onder Coorsel gelegen, grenzend Peeter Leijsen, de straat; verder al hetgeen wat nog onder deze bank sorteert. Jan Jans is ter gichte gekomen.

 

1600, 27 april. Folio 157v

Henrick Convents releveert na de dood van zijn vader zijn versterf van 12,5 stuivers jaarlijks en hij draagt deze op aan Henrick Everaerts, aan wiens panden onder Schuelen hij deze trekt. Henrick bekende dat hij de hootpenninck met de verlopen ontvangen heeft. Henrick staat garant voor een goede gicht met zijn andere Loonse goederen voor het geval dat Henrick Everaerts er in de toekomst problemen mee zou krijgen vanwege zijn broer of van iemand anders. Henrick Everaerts is ter gichte gekomen.

 

1600, 27 april. Folio 158

Geleijt genomen door Pouls Inden Hage van Beringen op Willem Geerts panden in Coorssel.

Pouls Inden Hage had zolang geprocedeerd op panden van Willem Geerts, eisend erop 6 gulden 10 stuivers jaarlijks van de drie laatste jaren, dat de schepenen de zaak oud genoeg van genachten wezen en om te tegenpartij konde te geven tegen het geleijt. Op de dag van geleijt, 27 april, verzocht Pouls Inde Hage verder recht. Gezworen bode Jan Ruijters attesteerde dat hij de konde gedaan had aan Willem Geerts. Deze verscheen niet. Daarop werd aan Willem Inde Hage geleverd hout en ris in een teken van bezit en hij werd er ook in gegicht met recht.

 

1600, 18 mei. Folio 158v

Geleijt genomen door Servaes Joupen op panden van Willem Geerts.

Servaes Joupen had zolang geprocedeerd op panden van Willem, namelijk op al zijn goederen onder deze bank gelegen, eisend erop betaling van 17 rinsgulden jaarlijks van het laatste jaar, dat de schepenen in hun vonnis wezen dat de zaak oud genoeg van genachte was en om de tegenpartij konde te geven tegen het geleijt. Op de 'geprefigeerden' dag van geleijt, 18 mei, verscheen Servaes Joupen die verder recht verzocht. Willem Geerts die, volgens gezworen bode Jan Ruijters via medeschepen Henrick Kenens attesteerde, konde had gehad om te komen, verscheen niet. Daarop werd aan Servaes Joupen hout en risch geleverd in een teken van 'possessie' en hij werd in de besproken panden gegicht en gegoed met recht.

 

1600, 18 mei. Folio 158v

Frans Convents draagt op aan zijn zwager Dierick Palmaerts heel het versterf en gedeelte dat hem verstorven is na de dood van zijn moeder, dochter van Frans van Gelmen en Aleth Neven, waar onlangs Aleth van Gelmen 'sijn oude moeder' uitgestorven is. Het gaat om al de goederen onder Schuelen, Lumpmen en Herck gelegen. Zie ervoor hun deling van de goederen onder Lumpmen en Schuelen gedaan. De andere zijn onder Herck te vinden. Verkocht voor 1050 gulden Brabants eens ('X hondert ende vijfftich)' boven alle aanstaande lasten. Deze 'elffdalffhondert gulden' zullen Frans dienen voor de liquidatie van 75 gulden jaarlijks. Deze 75 gulden geldt Frans aan Dierick jaarlijks op zijn goederen onder Coorsel gelegen uit kracht van Catharina Convents, de huisvrouw van Dierick. Dierick kwijt Frans en zijn panden van 63 gulden jaarlijks en de resterende 12 gulden jaarlijks zullen eraan blijven staan. Voorwaarde is dat Frans aan Dierick met Kerstmis eerstkomend nog 100 rinsgulden zal geven en Dierick zal ook nog een mud rogge jaarlijks hebben dat hen samen gemaakt en gelaten werd door het testament van Jacob Convents, na de dood van diens vrouw Barbra Convents of Dooven. Indien na de dood van Barbara Convents het voorschreven testament mocht 'gemualideert' (?) worden en ze daarmee niet aan het voorschreven mud rogge konden geraken, zal Frans aan Dierick voorschreven voor een half mud van het mud panden stellen. Dierick is ter gichte gekomen.

De kwijting van deze 73 gulden zal men hiervoor vinden achter de eerste gichte.

 

1600, 22 juni. Folio 161v

Loich Gatis draagt op aan Joris Gatis zijn versterf en gerechtigheid die hem is verstorven na de dood van Geert Hansens: een stuk land gelegen in Schuelen omtrent Ruije, grenzend Jacob tSroeijen, de straat en Joris Gatis met de zusters van Hasselt. Hiervoor zal Joris van Loich afnemen of ontlasten van 3,5 gulden Brabants jaarlijkse rente die Loich jaarlijks moet betalen aan Aerdt Frericx alias Bosmans. Joris zal Loich daarvan, met al zijn goederen, kosteloos en schadeloos houden. Loich moet er alle verlopen lasten van betalen tot deze Sint-Joannes inbegrepen. Joris Gatis is ter gichte gekomen.

 

1600, 22 juni. Folio 162

Contract gesloten door Jan Slegers als vader en momber van zijn kinderen verwekt bij Elisabeth Swarts zaliger en Cornelis Van Buijlen als momber van zijn vrouw, Willem Mees als momber van zijn huisvrouw, Geert Swarts, Huijbrecht Eijckmans, Cornelis Cornelis als momber van Maria Van Hoorn.

Jan Slegers als vader en momber van zijn kinderen heeft afstand gedaan van zijn actie en rechten die hij in de naam van zijn kinderen met recht en proces wilde afdwingen tegen de erfgenamen van Lenaerdt Swarts, namelijk Cornelis Van Buijlen als momber van zijn vrouw Elisabeth Swarts, Willem Mees als momber van zijn huisvrouw Cristina Swarts die aanwezig is en hiermee instemt, Geert Swarts, Huijbrecht Eijckmans, Cornelis Cornelis als momber van Maria Van Hoorn. Jan Slegers krijgt in de naam van zijn kinderen een bloeck in Linchout gelegen, genaamd 'die Bagijnen Schijthage', grenzend Sebastiaen Smeets O, sheeren straet N en Z; nog een bluecxken naast het voorschreven blook gelegen, grenzend sheeren straet W en N, O de bovengenoemde 'schijthage'. De voorschreven erfgenamen zullen aan Jan bij de volgende oogst nog eens 7 halster rogge geven. Hiermee zullen de erfgenamen voorscheven al de andere erfgoederen door Lenaerdt Swarts achtergelaten bezitten en Jan Slegers zal er nooit nog over spreken. Ook de andere partijen hebben, samen en apart, met dit contract ingestemd. Jan Slegers verklaart dat hij om proces te vermijden deze overeenkomst heeft gesloten in het belang van zijn kinderen en dat het ook beter gedaan werd dan gelaten.

 

1600, 22 juni. Folio 163

Omdat er twist was ontstaan tussen Quinten Hueveners, Lodewijck en Reijnder Stapparts, Catlijn Stapparts, Maria Swinnen, Gielis Coex en Henrick Swijns met de zijnen 1) en legatarissen van het testament gemaakt door wijlen Margriet Cilien op haar sterfbed en 2) Jan Luijten, Jan Van Ham man en momber van Elisabeth Luijten, Catharina Luijten met haar momber Johan Neven die 'ab intestato' het eerste recht pretenderen tot de goederen van Margriet Cilien zaliger, laten ze zich bijstaan door Peeter Vande Laer, Goris Coemans uit kracht van constitutie (machtiging) door heer Lambrecht Stapparts gegeven en ook door zijn consorten gegeven in hun naam. Ze maken een overeenkomst betreffende een goed dat Margriet Cilien in haar testament heeft gelaten. Dit testament werd geregistreerd in de archieven van de schepenen. Ze namen het geschil uit het recht en sloten een minnelijk akkoord door de uitspraak van deze 'gesechsmannen ende peijsmaeckers' namelijk heer Anthonis Lapostole pastoor van Linchout, mr. Johan Neven en Willem Vanden Roeij met compromissie van weerszijden om zich te houden aan hetgeen door deze mannen zal uitgesproken worden. Dezen beslisten dat Quinten Hueveners en Lodewijck Stapparts met hun consorten als legatarissen gedeclareerd in het testament van Margriet Cilien elk zullen houden en blijven bezitten de legaten die in het testament werden vernoemd en ze zullen aan Jan Luijten vanwege hem en van zijn huisvrouw, Jan van Ham in naam van zijn huisvrouw Elisabeth Luijten en Catharina Luijten met haar consorten en de naaste erfgenamen van Margriet Cilen ab intestato representerend in plaats van de 5 gulden jaarlijks in het testament aan haar 'vrienden' gemaakt uit hun voorschreven legaten jaarlijks 15 gulden Brabants geven. Die kunnen altijd afgelegd worden met 300 gulden Brabants eens en met de mogelijkheid om ze met 50 gulden per keer af te leggen en met de bijbehorende rente volgens het verstrijken van de tijd. De legatarissen moeten deze rente bevestigen op al de goederen door Margriet Cilien achtergelaten.

Daarop hebben de voorschreven legatarissen deze goederen en legaten voor recht opgedragen en verbonden met de voorwaarde dat Reijnder en Loich Stappaerts met Frans Schepers n.u. Catlijn Stapparts van hun legaat jaarlijks zullen betalen 6 gulden, Henrick Swijns 1 gulden, Quinten Hueveners 4 gulden, Maria Swinnen met haar wettige momber Lenaerdt Van Swartebroeck hebben haar legaat ook opgedragen en verbonden voor 4 gulden jaarlijks. Jan Luijten, Catlijn Luijten, Jan van Ham n.u. zijn samen en apart ter gichte gekomen.

Conditie is tevens dat indien een van de legatarissen zijn legaat wwilde verkopen, dan zullen deze legatarissen ten opzichte van mekaar altijd 'de naesten' zijn en zal Lenaerdt van Swartenbrooeck in plaats van Maria Swinnen als legataris tot vernadering mogen komen. Indien niemand van de legatarissen de plaats voor de vernadering begeerde, zal Jan Luijten of iemand van zijn consorten altijd het recht van vernaderen en 'beschudden' blijven houden en hiervoor zo geprefereerd worden. Mochten de legatarissen problemen krijgen van een andere erfgenaam, dan beloven de erfgenamen dat ze deze legataris kosteloos en schadeloos zullen houden. De onkosten betreffende het proces zullen de partijen dragen.

 

1600, 22 juni. Folio 164v

Geert Elleboechs als momber van zijn huisvrouw Maria Heijmans draagt op aan haar dochter Maria Beckers de tocht van een stuk broek in Vuerten gelegen, genaamd 'den Culemans Beempt', grenzend Huijbrecht Maechs O, Margriet Cuppens W, Henrick Wijnen N en 'die Maelbeeck' 4). Mathijs Valentijns is als momber van zijn huisvrouw Maria Beckers ter gichte gekomen.

Nu tocht en erfdom samen zijn, heeft Mathijs Valentijns als momber van zijn huisvrouw deze beemd opgedragen aan Henrick Wijnen voor 300 gulden Brabants eens en aan zijn huisvrouw en haar moeder elk 6 rinsgulden. 150 gulden betalen op datum van gichten en op Allerheiligen nog 75 rinsgulden. De rest moet voldaan worden op de verjaardag. Lijcop nae landtcoop, godts penninck 20 stuivers. De huisvrouw van Mathijs heeft hiermee ingestemd. Henrick Wijnen is op 6 juni tot de gichte gekomen

In 1601 op 12 juli heeft Henrick Wijnen de naderschap van dit stuk broek bekend aan Wouter Vrancken. Henrick kreeg zijn geld terug. Wouter is ter gichte gekomen.

 

1600, 05 oktober. Folio 166v

Jan Luijten als momber van zijn huisvrouw releveert het versterf dat hen verstorven is na de dood van Jan Schuermans, waar onlangs als tochtster Maria Stapparts uitgestorven is. Het betreft een heike in Rue gelegen, grenzend sheeren straet, de zusters van Hasselt en Joris Gatis. Jan Luijten is ter gichte gekomen.

 

1600, 05 oktober. Folio 167

Op 12 november 1598 had Michiel Briers opgedragen als momber van zijn huisvrouw Maria Tijs, die aanwezig is en instemt, aan Jacob Schats huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend Jan Opde Voert, sheeren straet; nog een stuk land genaamd 'den Berbossch'; nog een zil broek achter het voorschreven huis gelegen; nog een beemd genaamd 'den Ouden Beempt', samen voor 825 rinsgulden en aan de vrouw van Machiel voor een kermis 24 rinsgulden. Ze stonden ervoor garant dat de goederen enkel belast waren met 2 rinsgulden jaarlijks en met sheeren cijns. Voorwaarde was dat Jacop op datum van gichten 300 gulden zou betalen en de overige 525 gulden op dag van verjaren. Indien Jacop dat niet meteen op de dag van verjaren kon fineren (tot een goed einde brengen), zou Jacob aan Michiel dan van 100 gulden 6 rinsgulden jaarlijks gichten en die stellen op goede panden. Mochten Michiel of zijn huisvrouw binnen het jaar sterven voor het geld betaald werd dan zal Jacob het geld in handen houden totdat de langstlevende van hen beiden zal weten waar het geld tot het grootste profijt van de kinderen kan voor gebruikt worden. Godspenninck 34 stuivers en 1 oort. Jacob Schats is op 05 oktober 1600 ter gichte gekomen.

In 1606 op 25 april heeft Michiel door zijn handschrift verklaard dat hij alles betreffende deze koop betaald kreeg.

 

1600, 05 oktober. Folio 168

Scheiding en deling tussen de erfgenamen van Lenaerdt Swarts zaliger: Willem Mees als momber van zijn huisvrouw Cristina Swarts, Peeter Swarts, Maria Van Hoorn, Cornelis Van Buijlen als momber van zijn huisvrouw Elisabeth Moens, Huijbrecht Smeets.

Aan Maria Van Hoorn viel het huis met de halve schuur en met de halve neren op de oosterzijde en met de halve hof, zover als de korte voor gaat, met de halve mesthof en met 'het Breembluecxken'; nog een stuk broek genaamd 'die Vlaes', de helft ervan; nog de helft van 'den Linchouts Broexken'. Dit deel zal jaarlijks de helft moeten betalen van 3 gulden jaarlijks en de helft van 7 vat koren jaarlijks.

Voor Meewis Van Buijlen als momber van zijn huisvrouw Elisabeth Moens viel ten deel het bakhuis met de stal en met de halve mesthof met de halve hof zover als de lange voor gaat; nog een stuk land genaamd 'het Clippers Landt'; nog de wederhelft van 'der Vlaes' waar Maria Van Hoorn de andere helft van heeft; nog de helft van 'het Linchouts Broecxken' waar Maria Van Hoorn de andere helft van heeft. Dit deel moet de wederhelft betalen van de voorschreven drie gulden en de helft van de 7 vaten koren die aan Maria zijn toebedeeld.

Aan Huijbrecht Smeets is gevallen 'de Schijthage' met 'die Vlasraten'; nog 'den Wijer' in Vennen gelegen, met nog een stukje erf 'den Barbier' zoals het gelegen is.

Het deel van Willem Mees als momber van zijn huisvrouw Cristijn Swarts bestaat uit 'die half Achterste Schijthage'; nog het half 'Mager Bloeck'; nog 5 'veerdel' broek 'opde Laechbeempden'; nog de halve beemd over de Herck met nog een eeussel 'inden Goer' gelegen en nog een sille broek gelegen op 'den Heijnen Laeck'; nog de helft van een stuk erf genaamd 'het Naulandt' en de helft van een erf 'opde Goer Cuijlen' gelegen.

Aan Geert Swarts is gevallen de wederhelft van de voorschreven 'Schijhage'; nog de wederhelft van de voorschreven 'Mager Bloeck'; nog een stuk broek genaamd 'het Geetbeempdeken'; nog een halve beemd over de Herck waar Willem Mees voorschreven de andere helft van heeft; nog de helft van 'den Naulandt' voorschreven en de helft van een erf 'inde Goer Cuijlen' gelegen. Dit deel en het deel van Willem Mees moeten samen 1 rinsgulden jaarlijks betalen.

De voorschreven partijen beloven dat ze de lasten aan hun deel zullen betalen en ze stellen ervoor hun deel als borg opdat niemand anders ervoor aangesproken ('gepraemt') wordt.

Deze partijen en ook Cornelis Cornelis als momber van Maria Van Hoorn staan hun rechten op elkaars deel af.

 

1600, 26 november. Folio 170

Peeter Gijsens, als afgevaardigde van Henrick Giels zoals hierna blijkt, draagt op het 'virendeel' van een stuk land in Schuelen gelegen, genaamd 'het Bos Landt'; nog haar deel 'int Libens Velt' ook in Schuelen gelegen, grenzend Anna Van Brenen 1) sheeren straet 2), Gielis Coecx 3), voor 100 ringulden Brabants eens. Het goed is enkel belast met sheeren chijns, lijcop nae landtcoop, godts penninck 2 stuivers 1 blanck. Peeter Kenens is ter gichte gekomen.

De machtiging.

Op 19 oktober 1600 verschenen bij de notaris Henrick Giels en zijn huisvrouw Maria Claes die wonen binnen de stad Diest. Ze machtigen samen onwederroepelijk en vaardigen af Peeter Gijsens wonend in Linchout om in hun naam voor meier en schepenen van Lumpmen ten Loons recht op te dragen aan Peeter Kenens en zijn erfgenamen de erven en goederen die Maria Claes voorschreven verstorven zijn na de dood van haar neef Claes Claes. Dat gaat om het vierdedeel van 'het Boslandt'; nog haar deel 'int Liebens Velt', grenzend Anna van Thienen 1), sheeren straet Z, Gielis Coecx O, samen onder Schuelen gelegen. Hij moet Peeter Kenens daarin doen gichten en erven volgens het recht van de bank en alles doen zoals ze zelf zouden doen. Aan deze goederen gaat alleen sheeren cijns uit. Opgemaakt in Diest in presentie van Pouls Aliten en Wouter Godenaerts inwoners van de stad als getuigen. Ondertekend door Peeter Van Lille, notaris.

 

1600, 09 november. Folio 173

Huybrecht Maech van Coorselle draagt op aan mr. Jan Neven huis en hof in Coorsel gelegen, grenzend sheeren straet, zijn eigen Brabants erf, als een pand en onderpand voor 3 rinsgulden Brabants jaarlijkse rente, te betalen op Sint-Martensdag. Af te leggen met 50 rinsgulden Brabants, godts penninck een halve reael. De rente moet los en vrij betaald worden, zonder enige korting van schattingen, beden of 'impositien'. Alle verlopen zijn op het pand te halen en met een konde van 14 dagen zal mr. Jan tot het geleijt van het pand mogen komen. Johan Neven is ter gichte gekomen. Lycoop nae landtcoop.

 

1600, 07 december. Folio 174

Adriaen Jans draagt op aan Andries Moens een stuk broek in Coorsel gelegen, genaamd 'den Oijevaer', groot omtrent 3,5 dachmael, grenzend de H. Geest van Coorsel O, de erfgenamen van Geert Naelden W, zijn eigen erf N, voor 225 rinsgulden Brabants eens boven 3 rinsgulden jaarlijks die eraan uitgaan. Deze zijn waarschijnlijk af te leggen met 50 rinsgulden. Mochten er meer lasten gevonden worden, dan zal Adriaen die vergoeden. Andries moet op datum van gichten 125 rinsgulden betalen en op de dag van verjaren 100 rinsgulden met nog 4 rinsgulden voor een kermis voor Adriaens huisvrouw. Godts penninck 10 stuivers, lijcop nae landtcoop. De huisvrouw van Adriaen was aanwezig en stemde hiermee in. Andries is ter gichte gekomen.

Op 2 oktober 1603 heeft Oriaen Jans aan de erfgenamen van Andries Moens deze koop gekweten. Hij kreeg alles betaald.

 

1600, 07 december. Folio 175

De rentmeester draagt op in de naam van de heer aan de Armen van Wuestherck een stuk broek over de Demer achter 'die Groot Molen' gelegen, grenzend 'die Seger Stuck' 1), de Demer 2), omdat de Armen daar jaarlijks 7 vat koren op trekken en ze als jongste cijnslieden er recht op hadden. Het was 'geëvinceert' voor de grondcijns en nu hebben de Armen het 'gepurgeert' mits betalen van alle verlopen cijnsen met de kosten van evictie. Die belopen op 2 rinsgulden en 3 stuivers. Goris Coenens is in de naam van de armenmeesters ter gichte gekomen.

 

1601, 01 februari. Folio 181

Jan Truijens met instemming van zijn huisvrouw Elisabeth Clercx, die haar instemming heeft gegeven hiervoor voor de schepenen van Exel en hier getoond, draagt op aan Lambrecht Witters, de oom van zijn huisvrouw in Coorsel, de helft van een beemd in Stal onder Coorsel gelegen 'beneffens den Stevens Beempt' die met meer andere goederen gelegen onder meerdere heerlijkheden is verkocht voor 200 rinsgulden Brabants. Lambrecht Witters is volgens deze opdracht op 7 februari 1602 met recht tot de gichte gekomen. Hetgeen hier sorteert is geraamd op 22 rinsgulden.

 

1601, 15 februari. Folio 182

Jan Boelaerts releveert het versterf dat hem verstorven is na de dood van zijn moeder Catlijn Boelaerts: 1,5 dachmael broek in Coorsel gelegen, genaamd 'die Roeij Beeck'. Jan is ter gichte gekomen.

 

1601, 01 maart. Folio 185v

Michiel Briers als momber van zijn huisvrouw Maria Tijs, Geert Houwen als momber van zijn huisvrouw Maria Calen en Willem Geerts releveren het versterf dat hen na de dood van Elisabeth Geerts is verstorven en waar onlangs als tochter (vruchtgebruiker) Wouter tSwinters uitgestorven is. Het gaat om 7 gulden jaarlijks staande aan panden van Sebastiaen Wijnen in Coorsel. Ze zijn ter gichte gekomen.

 

1601, 12 maart. Folio 186

Huijbrecht Vaes draagt op aan Peeter Deijns huis en hof in Schuelen, volgens de condities daarvan gemaakt voor de notaris en getuigen en hierna geregistreerd. Op 15 februari 1603 verschenen voor notaris en getuigen de eerbare persoon Huijbrecht Vaes, meier in Donck en Peeter Deijns 2). Ze kwamen overeen dat Huijbrecht verkoopt aan Peeter het huis en de hof zoals het gelegen is in de Neerstrate in Schuelen, dat vroeger heeft toebehoord aan Maria Dries. Het grenst de erfgenamen van Huijbrecht Selckaerts, Geert Coecx, Pouls Vander Biesemen, Jacob van Hamel en sheeren straet. Hiervoor transporteert Peeter Dens een rente van 10 rinsgulden en 10 stuivers Brabants die hij jaarlijks trekt als man en momber aan panden van Huijbrecht Wouters, vroeger Jan Stas. Deze rente kan afgelegd worden met 150 gulden eens, zonder pontpenningen en 'hoeffrechten'. Boven deze rente bekent Peeter Dens aan Huijbrecht nog 7 gulden Brabants jaarlijks die te leggen staan tegen den penninck zestien. Mocht blijken dat de rente van 10 gulden 10 stuivers onvoldoende is, dan stelt Peeter ook nog voor de 7 gulden jaarlijks het voorgenoemd goed en alle roerende en onroerende goederen die hij heeft of zal verkrijgen als onderpand, los en vrij. De valdag van de 7 gulden is half maart. Het goed dat Peeter koopt heeft volgende lasten: 7 oude groot aan de anniversarien heren in Herck, 1 alden grooten aan de pastoor van Schuelen, brantschattinge, grondcijns aan de heer. Deze lasten komen niet in mindering aan de 17 gulden en 10 stuivers jaarlijks. Mochten er nog meer lasten gevonden worden, dan zal Peeter deze mogen aftrekken van hetgeen hij aan Huijbrecht jaarlijks moet betalen. Ze zullen elkaar voldoen op de eerste genachtendag. Huijbrecht schenkt aan Peeter 'appeleren ende pereleren' (appel- en perenbomen) die schadelijk zijn voor het goed om ze dadelijk af te houwen. Godts penninck 1 ernestus, lijcop nae landtcoop. Opgemaakt in Herck in 'den Valck' in presentie van Peeter van Gelmen en Wouter Vanden Venne, waard in de Valck, als getuigen. Ondertekend door 'Antonius Lapostole notarius apostolicus'.

Peeter Dens is ter gichte gekomen.

 

1601, 12 maart. Folio 187

Peeter Dens draagt op aan Huijbrecht Vaes 10 rinsgulden 10 stuivers jaarlijks die hij, volgens de voorgaande gichte, jaarlijks trekt op panden van Huijbrecht Wouters. Tevens draagt hij het voorschreven huis en hof op als pand en onderpand voor de voorschreven 7 rinsgulden jaarlijks. Die zijn altijd te kwijten tegen den penninck 16. Huijbrecht Vaes is ter gichte gekomen. Geertruijt Pelsers, de huisvrouw van Peeter, heeft deze gichte gelaudeerd.

 

1601, 15 maart. Folio 188

Frans Schepers draagt op met instemming van zijn huisvrouw Catrijn Stapparts aan Peeter Tielens 3 vat land onder Schuelen gelegen, zoals het hem is aangekomen na de dood van Margriet Schuermans, gelegen 'opt Schuermans Eijnde' Het grenst 'den Guijlincx Bossch' 1), Jacob Vanden Ven 2), Reijnder en Loich Stapparts 3), als pand en onderpand voor 3 gulden Brabants jaarlijks. Elke gulden hiervan kan afgelegd worden met 14 gulden Brabants lopend geld en met rente volgens het verloop van de tijd. Valdag half maart. Godts penninck 1 blanck, lijcop nae landtcoop. Peeter Tielens is ter gichte gekomen.

 

1601, 05 april. Folio 193v

Jacob Schats draagt op aan Aerdt Vanden Eerdewech 2 rinsgulden 10 stuivers jaarlijks zoals hij die jaarlijks gelden heeft op panden van Joris der Wever onder Schuelen gelegen, volgens de eerste gichte van 13 april 1564 als Joris Luijten gicht Geert Schats 2,5 gulden jaarlijks. Jacob draagt deze rente op voor een andere jaarrente van 3 rinsgulden jaarlijks die Aerdt Vanden Eerdewech met de moeder zaliger van Jacob, met wie hij toen gehuwd was, verkregen had van Peeter Ginder Achter aan Jacobs huis en hof binnen vrijheid gelegen. Hij heeft daar kwijting en bewaring gedaan voor de 3 rinsgulden jaarlijks voorschreven. Omdat Aerdt voorgenoemd met de moeder van Jacob nog had verkregen een beemdje in het Larens Broeck gelegen, genaamd 'het Tuijnbeempdeken', dat Maria Tijs met Aerdt Vanden Eerdewech na hun beider dood hadden gemaakt aan de armen van Lumpmen, heeft Aerdt ermee ingestemd dat de armen de gicht van de voorschreven 2 gulden en 10 stuivers jaarlijks mogen ontvangen zodat Aerdt en zijn nakomelingen altijd het voorschreven goed mogen houden. De pastoor en de armenmeesters gingen ermee akkoord. Jan Geerts is in de naam van de armen ter gichte gekomen.

 

1601, 10 mei. Folio 196v

Jan de Win als momber van zijn huisvrouw Clara Vueskens draagt op en kwijt de panden van Lambrecht tSrijcken (ter oorzake en met advies van de justitie van Ham zoals hierna volgt) van 7 rinsgulden Brabants jaarlijks die Jan als momber van zijn huisvrouw op Lambrechts panden trok. Jan kreeg alles betaald en hij heeft het geld, omdat zijn vrouw slechts tuchtster (vruchtgebruikster) van de rente was, met toestemming van de justitie van Ham en van de naaste 'vrinden' van de kinderen van zijn huisvrouw, verbouwd tot profijt van deze kinderen aan een huisinge in Ham gelegen. Jan staat garant voor een goede kwijting, bekennend aan alle hoven hun recht. Lambrecht is ter gichte gekomen.

1601, 10 mei. Folio 197

De certificatie van de schepenen van Ham.

De scholteth en de schepenen van de justitie van het land van Hamme doen te weten, ratificerende mits deze, dat op 15 maart persoonlijk verschenen is Jan de Win wettige man en momber van zijn huisvrouw Clara Vueskens, die vroeger de huisvrouw was van Willem Claes zaliger. Jan verklaart dat hij een middel weet om op een 'onbestichde plaetse' van zijn huisvrouw en haar kinderen hier in Ham 'inde plaetse gelegen' verder te timmeren en te bouwen volgens het begin dat Willem Claes zijn voorganger zaliger is begonnen maar niet heeft kunnen voleindigen. Als Jan het kan afwerken, kan het opbrengen voor de voorkinderen van zijn huisvrouw. Hij vraagt dat de schepenen de plaats bezichtigen zodat ze hem advies kunnen geven en certificatie dat hij het geld hier goed gaat gebruiken. Hij kan het dan tonen waar het nodig is om geld in handen te krijgen. De schepenen zijn naar het 'aenseel' geweest en hebben de 'onbestichde plaetse' gevisiteerd. Ze certificeren dat het waar is dat de kelderkamer een 'gebont ende balck bloot staende' dat Willem Claes zaliger zinnens was om verder te timmeren, nu staat te verrotten als er niet verder getimmerd wordt tot het einde. Het zal dan nog verergeren en verrotten. De schepenen formuleren als advies, nadat ze alles goed bekeken hebben en erover gecommuniceerd, dat de kinderen na de dood van hun moeder zullen 'komen' in het voorschreven aenseel te succederen en dat het in hun profijt zal zijn dat het werk door hun vader Willem begonnen, zal afgewerkt worden ter minste kost en met een beschikbaar middel. Het zou redelijk zijn dat de kinderen hun voorschreven 'schoenvader'(Jan de Win) of zijn erfgenamen zouden compenseren voor het geleverde werk als ze de goederen erven. Jan de Win moet bij het beëindigen van het werk zijn kosten voorleggen aan de schepenen en op zijn eed zijn uitgaven aanbrengen zodat ze kunnen geregistreerd worden. Dit zal niet mogen gebeuren zonder toestemming van de naaste vrienden en mombers van de kinderen van Willem Claes en Clara Vueskens. Wij Dierick Tessens, Jan Schuermans, Jan Engelen, Mathijs Moens, Pouls Heriaens en Henrick Schuermans, schepenen der justitie Ham, hebben dit laten beschrijven en het zegel van het schepenambt op het spatium van deze akte doen drukken. Gedateerd op 6 april 1594. Was bezegeld met een zegel van groene was waaronder stond: 'deur bevel mijnder heeren scholtes ende schepenen der justicien van Ham voirscreven, bije mije als mede schepen ende secretaris Pauls Herians ss.' Wat lager stond nog: 'Wije mr. Niclaes de Vilter, Herman Vande Rijst, Peeter Ponderois ende Bartholomees Vueskens, als naeste vrienden van Willem Claes ons swagers zaliger ende Clara Vueskens onser susters erffgenaemen' gaan akkoord met de inhoud van hetgeen voorschreven staat. Ze ondertekenen met hun gewoonlijk handteken op 20 april 1594. Handtekeningen geschreven met uitzondering van Peeter Ponderoes die niet kan schrijven en hij zette een kruis.

 

1601, 24 mei. Folio 200

Marten, Barbara, Anthonis en Tielman Alen hebben het versterf ontvangen dat hen is verstorven na de dood van hun ouders: 12 rinsgulden Brabants jaarlijks staand onder Schuelen op panden van Godefroeij Van Blockum; nog 4 rinsgulden jaarlijks onder Schuelen aan panden van Frans van Gelmen erfgenamen; nog 12 roeijen broek onder Schuelen omtrent Halbeeck gelegen. Marten Alen is voor hem en voor zijn consorten ter gichte gekomen.

 

1601, 28 juni. Folio 203

Jan Van Ranst, zoon van Henrick, heeft het versterf ontvangen dat hem is verstoren na de dood van Elisabeth Van Ranst, zijn 'moeijen' (tante): 7 zillen broek in de Zeelbeempden gelegen, grenzend de H. Geest van Herck, Johan Taelmans erfgenamen en Michiel Palmaerts. Jan is ter gichte gekomen.

 

1601, 12 juli. Folio 203v

Anthonis Cuenen heeft het versterf ontvangen dat hem is verstorven na de dood van Goris Halmans, zowel land als broek onder Coorsel in Castel gelegen. Anthonis is met recht tot de gichte gekomen.

 

1601, 12 juli. Folio 204

Willem Henricx, door zijn afgevaardigde Aerdt Vrancken, draagt op aan Pouls Vrancken borger in Beringen de voorschreven 2 gulden en 11 stuivers jaarlijks hiervoor gereleveerd voor 50 rinsgulden Brabants en 2 halster boekweit en met alle verlopen. Godts penninck een halve ernestus, lijcoop 6 stuivers. Pouls Vrancken is met recht tot de gichte gekomen.

1601, 12 juli. Folio 204v

Hierna volgt de akte van 'constitutie', zoals hiervoor vermeld staat.

Mathees Henricxsen en Lenaerts Goris, schepenen van Zalt Bommel, maken openbaar dat voor hen in eigen persoon Willem Henricxsen verscheen en hij heeft onwederroepelijk afgevaardigd en machtig gemaakt met deze akte Aerdt Vrancken alias Jansen om in zijn naam de rente te releveren die hij trekt op panden van Jan Dullaerts in het land van 'Ludick' omtrent Diest. Het betreft 2 gulden 10 stuivers Brabants jaarlijks. Na het releveren moet Aerdt ze overgeven en transporteren aan Pouls Vrancken en zijn nakomelingen. Aerdt moet alles doen wat nodig en het geld ontvangen. Hetgeen Aerdt doet, zal Willem van waarde houden. De schepenen hebben hun zegel 'opt spatium' van deze akte gedrukt op 24 juni 1601. De akte was bezegeld met 2 zegels van groene was. Daarnaast stond een handtekening 'J Bije'. (Zaltbommel is een gemeente in de Nederlandse provincie Gelderland.)

 

1601, 12 juli. Folio 205

Huijbrecht Vaes meier in Donck draagt op aan Huijbrecht Wouters de 10,5 rinsgulden jaarlijkse rente zoals Huijbrecht Vaes op zijn panden trok. Dat gaat om huis en hof onder Schuelen gelegen 'opden Pleijn', volgens de eerste gichte van 15 februari 1596. Hij kreeg de hootpenninck met de verlopen renten betaald en hij kwijt de panden van Huijbrecht Wouters. Omdat Marten Corsens met zijn huisvrouw Anna Rueselers de hootpenningen (kapitaal) van de 10,5 rinsgulden Brabants jaarlijks hebben voorgeschoten en betaald aan Huijbrecht Vaes, stemt Huijbrecht Wouters ermee in dat Marten Corsens met zijn echtgenote ter gichte zullen komen en deze rente jaarlijks trekken. Godts penninck 1,5 stuivers. Marten Corsens is ter gichte gekomen. Deze rente zal na de dood van Marten en zijn huisvrouw twee zijden hebben (dus zowel naar de zijde van de man als naar de zijde van de vrouw).

 

1601, 12 juli. Folio 205v

Servaes Joupen, met instemming van zijn huisvrouw Helena Lenaerdts, draagt op aan Jan Van Schoenbeeck een heike gelegen 'opde Stap' onder Schuelen, grenzend onze heer 1), Servaes voorschreven 2), de erfgenamen van Ambrosius Vander Eijcken 3). Verkocht voor 5 rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag jaarlijks op 'Onser Liver Vrouwen visitatie dach' en voor het eerst in 1602. Jan en zijn nakomelingen mogen deze 5 rinsgulden altijd kwijten met 100 rinsgulden lopend geld en met rente volgens het verloop van de tijd. Dat kan met 50 gulden per keer, maar niet minder. Mochten er aan dit goed lasten gevonden worden, dan zullen ze in mindering gebracht worden aan deze rente. Voorwaarde is dat Servaes over dit goed geen vaart nemen zal en Jan zal zijn vaart nemen van het voorschreven erf over het zijne. Mocht dit vernaderd worden, dan zal de vaart gaan zoals ze vanouds heeft gegaan. Godts penninck 1 stuiver, lijcop nae landtcoop. Jan Van Schoenbeeck is ter gichte gekomen.

1601, 12 juli. Folio 206

Jan Van Schoenbeeck draagt op aan Servaes Joupen het voorschreven heike en daarbij nog een stuk land daaraan gelegen, genaamd 'den Weijberch', grenzend de erfgenamen van Joris der Wever 1), Servaes Joupen 2) en sheeren straet 3), als pand en onderpand voor de voorschreven 5 rinsgulden jaarlijks uit de voorgaande gichte. Servaes Joupen is ter gichte gekomen.

 

1601, 03 augustus. Folio 209

Anna, weduwe van Servaes Creten, releveert het versterf of legaat dat haar is gelegateerd door het testament van haar man Servaes Creten en voor zover het hier sorteert. Het gaat om een bos 'opden Belick' gelegen onder Schuelen. Jan Creten is in de naam van Anna ter gichte gekomen met recht.

 

1601, 06 september. Folio 213v

Dionijs Jueris heeft het versterf ontvangen dat hem is verstorven na de dood van Wouter Vrancken, zijn neef: een stuk broek in Vuertken gelegen, geheten 'den Coleman', grenzend Huijbrecht Maech, Jan Pouls, Henrick Luijten en de beek. Dionijs is ter gichte gekomen.

 

1601, 06 september. Folio 213v

Geert, Tijs en Huijbert (Hubert) Claes hebben het versterf ontvangen dat hen na de dood van Wouter Vrancken is verstorven: een stukje land onder Coorsel gelegen, grenzend Clara Cloosters erfgenamen, Lenaert Seijsens, mr. Jan Winters. Geert Claes is in de naam van zijn voorschreven kinderen ter gichte gekomen.

 

1601, 04 oktober. Folio 215

Marten Kenens draagt op aan Bertholomees Smeets een stuk broek in Oversel gelegen, grenzend Valentijn Claes O, Ambrosius Bellens W, Michiel Giels Z, 'die Roeij Beeck' N, in ruil voor een stuk broek in Vuertken gelegen. Dat broek grenst Jan Beckers O, Jan Van Houdt W en Jan Hoeffmans N. Bartholomees moet aan Marten nog op datum van gichten 65 rinsgulden Brabants geven. Godts penninck 2 stuivers 1 blanck, lijcop nae landtcoop.

In 1603 op 5 februari is Bartholomees ter gichte gekomen met recht.

 

1602, 10 januari. Folio 224

Hier vinden we de letter A. Deze gichten zijn dus ouder dan die na de letter B.

Hans Duijtssch als momber van zijn huisvrouw Geertruijt Luijten heeft opgedragen aan Peeter Tielens erven of zijn gerechtigheid daarvan, in Schuelen gelegen, volgens de conditie door de voorschreven partijen hiervan gemaakt en hier ingebracht.

In 1602 op 10 januari verschenen voor meier en schepenen van buiten Lumpmen ten Loons recht Hans Duijtssch met zijn wettige huisvrouw Geertruijt Luijten, wettige dochter van Joris Luijten zaliger, die aanwezig is en instemt. Hans als momber voorschreven draagt al zijn actie en gerechtigheid op van al de patrimoniale goederen in Schuelen gelegen met ook alle renten, pachten, chijnsen die Hans vanwege Joris Luijten zaliger de vader van zijn huisvrouw zijn achter gelaten. Hij wil nu minnelijk deze goederen scheiden en delen met zijn zwager Jan Peeters. Hij wil er afstand van doen en in zijn plaats en rechten Peeter Tielens stellen voor 146 gulden Brabants eens. Peeter Tielens belooft op datum van gichten 76 gulden Brabants eens te geven. Hans heeft die ontvangen. Hans bekent dat hij in afkorting van deze som nog een koe heeft ontvangen gerekend op 25 gulden Brabants. Deze koe zal Peeter Hansen houden uit vriendschap tot half maart eerstkomend of Hans mag ze ook straks halen als het hem belieft. Mochten er problemen mee zijn, zoals indien ze zou sterven, dan zal dat tot last van Hans zijn. De koper belooft de rest van de som, 45 gulden Brabants, te geven op datum van verjaren. Hans doet zijn koper’ garantschap’ voor een goede gicht en voor eventuele problemen met roerende en onroerende goederen. Godts penninck een halve ernestus, lijcop nae landtcoop. Peeter Tielens is met recht tot de gichte gekomen. Bij deze goederen is een stukje erf sorterend in 'den Hoff van Malepeert' en daarom wordt hetgeen hier sorteert, gerekend op 96 gulden Brabants.

 

1602, 10 januari. Folio 225

Mr. Henrick Alen en Willem Vanden Roeij, medeschepenen, hebben aangebracht dat op 31 december 1601 voor hen Jan Peeters verscheen als momber van zijn huisvrouw Catharina Luijten, die instemt. Hij heeft opgedragen aan Jan Corthouts alias Wagemans huis en hof in Schuelen 'opde Stap' gelegen, grenzend Peeter Vande Laer, Jan Vander Eijcken en 'die gemeijn straet'; nog een stuk land in Heerl, groot omtrent 2 vaet zaaiens, grenzend Balthis Smeets, de erfgenamen van Ambrosius Vander Eijcken en de straat; nog een stuk erf, zowel land als heide, genaamd 'die Wolffs Kele', regenoten Caerl Palmaerts, Peeter Stessens en de straat. Verkocht voor 160 gulden 12,5 stuivers Brabants zoals hier gangbaar is. Deze som moet in twee keer betaald worden: op dag van gichten 75 gulden en op de verjaardag 75 gulden. Dit geld schenken ze aan de kinderen van Catharijn voorschreven, namelijk Joris en Jan Bangen, voor een aalmoes. De resterende 10 gulden 12,5 stuivers heeft Corthout voorschreven gedeeltelijk met werken verdiend en hij moet de rest volgens hun afspraak verdienen. Deze koopsom is boven de uitgaande lasten die ze wederzijds kennen. De verkoper moet het goed aan de koper leveren vrij van alle gevallen lasten tot deze datum. Mocht iemand dit goed 'onderstaan' (vernaderen) dan moet die al het uitgegeven geld, zowel kapitaal als betaalde lasten, rechten en lijcop met de intrest teruggeven want de verkoper mag nog in het huis wonen tot half maart eerstkomend en hij heeft landen gezaaid en hij mag nog verder zaaien en maaien. Indien de koper zijn laatste termijn niet voldoet, mogen Joris en Jan Bangen met een open conde van 15 dagen tot het geleijt van de panden komen. Corthouts zal nog geven aan de huisvrouw van de verkoper 8 gulden voor een kermis, lijcop nae landtcoop, godts penninck 11 stuivers 1 oort. Jan Corthouts is op 10 januari 1602 ter gichte gekomen. Omdat in deze koop een perceel zit dat hooft in 'den Hoff van Malepeert' dat geraamd wordt op 50 gulden, blijft dit hier 118 gulden 12,5 stuivers met de kermis.

 

1602, 07 februari. Folio 227v

Conditie waarop Peeter Willems met zijn huisvrouw Barbara Binnemans verkocht hebben goederen in Coorsel gelegen, waarvan Mathijs Hueveners ter gichte is gekomen.

Ze verkochten huis en hof met twee stukken land daaraan gelegen. Het grenst O des heeren straet en Gielis Seijsens Z; nog een stuk broek daarbij gelegen, grenzend O en W Gielis Laukens, Z 'die Broecstraet'. Het goed wordt verkocht met hoogsels en palmslag en met uitgang van de brandende kaars. De palmslag zal 4 rinsgulden opleveren voor degene die hem krijgt.

Elke hoge geldt 2 gulden Brabants: 1 tot profijt van de verkoper en 1 gulden tot profijt van de hoger. Degene die de palmslag krijgt, zal het voordeel hebben om zoveel hogen erop te mogen zetten als hij wenst voordat iemand anders mag hogen.

Indien het goed met uitgaan van de brandende kaars blijft aan degene aan wie de palmslag zal gegeven zijn, zal de palmslag 'bijden selven smelten'. Degene die de koop blijft, moet op datum van gichten 300 rinsgulden Brabants geven. Levert de verkoop meer op dan deze 300 rinsgulden, dan zal de koper voor dat bedrag rente mogen geven aan 6% aan dit erf. Degene aan wie het goed zal blijven, zal voor het uitgeven van zijn geld op Kerstmis van de 'winnersse' 20 gulden eens profiteren. De koper moet alle onkosten betalen, lijcoop nae lantcoop, pontgelt, kaarsgeld, schrijfgeld. De verkoper moet zijn geld en rente los en vrij trekken zonder er iets van te geven.

De verkopers garanderen dat het goed slechts belast is met 2 halster koren aan O.-L.-Vrouwenaltaar in Coorsel en met des heeren cijns. Mochten er toch lasten gevonden worden, dan zal de verkoper deze vergoeden.

Valdag van de rente is O.-L.-Vrouw Hemelvaartdag.

Gielis Laukens zette 600 gulden op dit goed en aan de vrouw van de verkoper voor een kermis 8 gulden Brabants en aan de kerk van Coorsel voor godts penninck 2 rinsgulden. Daarna deed Mathijs Hueveners bij die 610 gulden nog 50 rinsgulden Brabants bij en aan de vrouw nog een halve ducaet extra. Peeter Willems met zijn vrouw Barbara hebben daarvoor aan Mathijs Hueveners de palmslag gegeven.

Op 17 februari werd de kaars ontstoken en Mathijs Hueveners zette er nog 70 hogen bovenop. Het bleef hem daarvoor bij het uitgaan van de kaars.

Volgens de voorschreven condities heeft Peeter Willems met instemming van zijn huisvrouw voorschreven deze erven opgedragen aan Mathijs Hueveners, die op 21 februari 1602 ter gichte is gekomen met recht. Pontgelt: 36 gulden 14 stuivers.

Op 7 maart 1602 heeft Mathijs Hueveners verklaard dat het geld gekomen is vanwege zijn voorkinderen die door hem zijn verwekt bij Heijlwich Vuegelers en dat hij hen dit geld schuldig is. Daarom stemt hij ermee in dat deze kinderen tot de gichte van deze goederen komen als ze hem deze schuld kwijten.

 

1602, 21 februari. Folio 232

Catlijn Baers releveert het versterf dat haar is verstorven na de dood van haar zoon Peeter Tilens: 3 gulden jaarlijks staand op panden van Frans Schepers in Schuelen; nog huis en hof dat Peeter onlangs met gichte verkregen heeft van Hanssch Duijtschen. Aerdt Lambrechs als momber van zijn huisvrouw Catharina Baers is ter gichte gekomen.

 

1602, 21 februari. Folio 232

Peeter Leijsen als afgevaardigde van de kerk van Sint-Jan binnen Diest, geconstitueerd door de eerw. heren kanunniken daar hierna geregistreerd, draagt op aan Jan Tilens 3,5 gulden jaarlijks zoals de heren jaarlijks trokken op Jans panden, namelijk huis en hof genaamd 'den Roskamp'. Ze kregen de hoetpenninck met de verlopen renten betaald. Jan is ter gichte gekomen.

Hierna volgt de constitutie.

Op 26 maart 1593 verschenen de E.H. Hubertus Boeden 'cantor', mr. Michiel Vanden Mortel, Joannes Binnemans, mr. Jan van Gelmen respectievelijk priesters en kanunniken van Sint-Jan Baptista binnen de stad van Diest. Ze zijn samen 'capitulariter' vergaderd en constitueren wettelijk en onwederroepelijk en hebben volkomen procuratie gegeven mits deze akte in aanwezigheid van Niclaes Vanden Huijse hun rentmeester aan de eerbare Peeter Leijsens schepen in Lumpmen om in hun naam voor meier en schepenen van het land van Lumpmen ten Loons recht of elders waar dat moet te verklaren dat ze het kapitaal ontvangen hebben van een rente van 3,5 - Brabants met de verlopen ervan. Het kapittel trok deze rente aan huis en toebehoren genaamd 'den Roskam' staand in Coorsel. Daarvan bestaat een schepenbrief opgemaakt door de schepenen van Loons recht op 18 februari 1563, ondertekend door Petrus Vanden Briel, die ze hierbij overhandigen om wettelijk de panden en de 'erfman' van de panden te kwijten. Opgemaakt binnen de stad Diest in presentie van Jan Deus (Dens?) en Wouter Van Lille als getuigen. Ondertekend door Joannes Kaesmans als notaris, in Diest residerend.

 

1602, 21 februari. Folio 233

Peeter Leijsen, als afgevaardigde van Adriaen Vanden Hove volgens de onderstaande machtiging, draagt op aan Jan Tielens een rente van 20 gulden jaarlijks en de grond die hij daarvoor had ingewonnen volgens de teneur van de constitutie. Hij kreeg alles betaald: de hootpenninck met de verlopen. Jan Tielens is ter gichte gekomen.

De 'constitutie' volgt.

In 1594 op 17 maart verscheen voor de notaris de heer Adriaen Vanden Hove, wethouder van de stad Diest en hij heeft speciaal en onwederroepelijk 'geconstitueert' en procuratie (volmacht) gegeven mits deze akte aan Peeter Convents ('nunc' (nu) Leijsen) meier van de heer van Everbode in Coorsel om in zijn naam voor de justitie van Lumpmen Brabants en Loons recht of elders waar nodig aan Bertholomees Tielens te gichten en te goeden en te 'erffven' in al de goederen die de constituant Vanden Hove voor enkele jaren door zijn procureur of gemachtigde Servaes Vanden Put heeft met recht 'geëvinceert' en uitgewonnen die hebben toebehoord aan de erfgenamen van Henrick Geerts omwille van een rente van 20 Brabants gulden jaarlijks met de verlopen. Deze rente is 'geconstitueert' onder de Brabantse bank op 13 november 1567 en onder de Loonse bank op 27 november 1567. Zijn afgevaardigde mag aan Bertholomees voorschreven 'resigneren' en kwijtschelden alle recht en actie die Adriaen Vanden Hove heeft of mocht hebben vanwege deze evictie of jaarlijkse renten met de verlopen ervan, nu en ten eeuwigen dage. Hij moet alles doen wat nodig is en zoals Adriaen zou doen indien hij present was volgens het recht van de bank waar het onder hoort. Wat de afgevaardigde doet, zal hij altijd bevestigen indien nodig. Opgemaakt binnen Diest 'opde rentmeesterije' in aanwezigheid van Peeter Grieten schepenen knape van deze stad en Pouls Vander Straten als getuigen. Ondertekend door notaris Johan Kaesmans, residerend binnen Diest.

 

1602, 07 maart. Folio 236v

Cornelis en Aleth Cuepers met hun metgeringen releveren het versterf dat hen is verstorven na de dood van hun ouders: ongeveer 3 zillen broek in Schuelen bij het erf van Geert Coex gelegen; nog 8 gulden 7,5 stuivers jaarlijks aan panden van Geertruijt Pontmans. Cornelis is voor hem en voor zijn consorten ter gichte gekomen.

 

1602, 21 maart. Folio 238

Peeter Stessens als momber van zijn huisvrouw Aleth Coenens en ook voor Maria Coenens releveert het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een stuk land aan 'de Mot' onder Schuelen gelegen, groot 7 vat; nog een stuk land aan 'het Kerckenvelt' groot 5 vat; nog 'den Dielens Beempt', 'het Geraeck'; 'het Hoichdoncxken', 'het Noenbeempdeken' en al wat nog hier sorteert. Peeter is voor hen allen ter gichte gekomen.

 

1602, 21 maart. Folio 238

Pouls Wouters draagt op aan Jan Van Postel een beemdje in Oversel gelegen, anderhalf dachmael groot, grenzend O Marten Kenens, W Valentijn Claes, N de beek, Z Henrick Convents. Verkocht voor 160 gulden en aan de vrouw 6 gulden voor een kermis. Betaald. Goed onbelast op grondcijns na. Godts penninck 20 stuivers, lijcop nae landtcoop. Jan Van Postel is ter gichte gekomen.

 

1602, 02 mei. Folio 245

Jan Wagemans draagt op aan Ambrosius Vander Eijcken den Jongen een stuk land in Schuelen 'opde Stap' gelegen, genaamd 'het Swalen Goet', grenzend Jan Vander Eycken 1), de straat 2), Aerdt Gielis 3) en Jan voorschreven 4), als een pand voor 3 rinsgulden jaarlijks met valdag op Sint-Jorisdag. Af te leggen met 32 rinsgulden lopend geld boven het pontgelt en de hofrechten. Ambrosius is ter gichte gekomen.

 

1602, 02 mei. Folio 245

Philips Joes draagt op aan de kerk van Wuestherck een stuk land in Schuelen gelegen, grenzend de erfgenamen van joncheer Reijnder Fonteniers 1), Godefroeij van Blockum 2) en Aerdt Inde Greef aan de andere twee zijden, als pand voor 2 rinsgulden jaarlijks. Die zijn te kwijten met 30 rinsgulden Brabants lopend geld boven alle hofrechten. Mr. Henrick Alen is in de naam van de kerk ter gichte gekomen. Philips staat garant voor een goede gichte.

 

1602, 02 mei. Folio 245v

Jan Bremaerts draagt op zijn tocht tot behoef van Jan en Michiel Bremaerts, zijn kinderen, van een heike onder Schuelen gelegen, grenzend Dierick Palmarts 1), Maria Meukens 2) en 'den Kercken Bossch' van Lummen 3). De kinderen zijn met hun momber Willem Vanden Roeij ter gichte gekomen.

1602, 02 mei. Folio 245v

Nu tocht en erfdom samen zijn hebben de voorschreven kinderen met hun momber het voorschreven heike opgedragen aan de gemeijnten van Schuelen om daarop een fort of schans te maken. Verkocht voor 36 rinsgulden eens. Bovendien zullen de gemeijnten aan het goed jaarlijks 2 rinsgulden blijven betalen. Die zijn af te leggen met 36 rinsgulden zoals voor. Enkel degenen die zich op deze schans willen behelpen en vluchten zullen moeten bijleggen aan die 2 rinsgulden jaarlijks. Gielis Coecx, die nu gezworene is van Schuelen, belooft de namen hier in te brengen. Er zullen geen anderen gebruik van deze schans mogen maken want nu moet alles opgebouwd worden en kosten gemaakt voor de bruggen en de poorten. De vader Jan Bremaerts van de kinderen verkopers zal ook een plaats krijgen op de schans als de anderen, als hij meehelpt zoals de anderen, maar ze zullen geen korting krijgen op de 36 rinsgulden voorschreven of in de twee rinsgulden jaarlijks hiervoor. Hij zal zijn plaats 'los' hebben. Gielis Coecx is als borgemeester in de naam van de gemeijnte ter gichte gekomen.

 

1602, 02 mei. Folio 246

Anna Geerts alias Hoecx releveert het versterf dat haar is verstorven na de dood van Henrick Geerts: huis en hof in Coorsel gelegen, genaamd 'den Roscamp' met al hetgeen erbij hoort. Henrick Convents is in de naam van zijn moeder ter gichte gekomen.

 

1602, 13 juni. Folio 249

Opheldinge. Catharina Gaermans releveert het versterf dat haar is verstorven na de dood van haar ouders: een stuk broek in Coorsel gelegen, genaamd 'die Dungen', grenzend Mathijs Hueveners 1), Jan Bruijnen 2), de Oude Beek 3) en Cristiaen Vrancken 4). Henrick Caermans als man en momber van Catharijn voorschreven is ter gichte gekomen.

 

1602, 08 juli. Folio 251v

Catlijn Heijns ontfanckenis.

Catlijn Heijns releveert hetgeen dat haar na de dood van Henrick Geerts, de broer van haar moeder, verstorven is: huis en hof met al de toebehoren in Coorsel gelegen, genaamd 'den Roscampt'. Catlijn is ter gichte gekomen.

 

1602, 12 november. Folio 256v

Geert Overlenders releveert het versterf dat hem is verstorven na de dood van zijn oom Mathees Overlenders, waar onlangs als 'tuchtstersse' Maria Van Mechelen ‘oft’ Witters is uitgestorven. Het betreft huis en hof in Stal gelegen, genaamd 'den Overlender' met al hetgeen dat erbij hoort en hij releveert daarvan 1/4. Geert is ter gichte gekomen met recht.

1602, 21 november. Folio 257v

Jan van Ham ende Gielis Wouters opheldinge.

Jan Van Ham, als momber van zijn huisvrouw Margriet Gueris, en Gielis Wouters als momber van zijn huisvrouw Helena Convents releveren het versterf dat hen is verstorven na de dood van Jacob Convents: een dries 'inde Geijtelingen' gelegen, grenzend 'het Molenvelt', 'die Geijtelinge' en de erfgenamen van Mathees Lenaerts; nog 2 beemdjes bijeen gelegen, grenzend de erfgenamen van Peeter Convents, die maelbeeck en Korst Vrancken; nog een beemd die gedeeltelijk Brabants is, grenzend Kerst Vrancken aan 2 zijden, Geert Wijnen en 'die oude beeck' aan 2 zijden; nog de helft van een stuk land genaamd 'die Blueckmannen', grenzend Gielis Wouters en sheeren straet; nog de helft van een bluecxke bij het voorschreven stuk gelegen, grenzend Peeter Beenkens en sheeren straet; nog een mud koren staand op panden van Gielis Seijsens. Jan en Gielis zijn beiden als momber van hun huisvrouwen ter gichte gekomen.

 

1602, 21 november. Folio 258

Aerdt Lambrechs met zijn huisvrouw Catharina Baers dragen op aan Jan Corthouts hun 'erffelicheijt', actie en gerechtigheid van de helft van huis en hof in Schuelen 'opde Stap' gelegen, grenzend Jan Vandereycken 1), Peeter Vanden Laer 2), sheeren straet 3); nog 'het Heerne velt' sorterend in de 'hoff van Malepeert', grenzend Catlijn Brosis kinderen, Balthasaer Smeets en sheeren straet; nog een heike genaamd 'die Wolffs Kele', grenzend Caerl Palmaerts, sheeren straet, zoals ze die verkregen hadden van Geertruijt Luijten. Als compensatie hebben Jan Corthouts en zijn huisvrouw Helena Meukens aan Aert voorschreven opgedragen een stuk land in Zourl gelegen, grenzend Caerl Palmaerts, Philips Vander Luecken en sheeren straet. Hiermee zullen alle geschillen die ze tot vandaag onderling gehad hebben, bijgelegd zijn. Ze spreken af dat als in de toekomst een van beide partijen buiten dit contract zou gaan en het niet meer zou willen houden, dan zal die persoon een boete krijgen van 20 dobbel ducaten. 1/3 daarvan is voor de heer, 1/3 voor de Armen en het andere 1/3 voor de partij die zich aan het contract houdt. Ze spraken af dat van de landen die bezaaid zijn bij de oogst het graan gelijk zal gedeeld worden. Elk zal zijn geleden kosten dragen en elk de lasten van de goederen die hij aanvaardt. De partijen zijn van weerszijden ter gichte gekomen.

 

1602, 21 november. Folio 258v

Peeter Neven en Peeter Quaeijen/Boelen als momber van zijn huisvrouw Maria Neven, die hij hier zal brengen om hiermee in te stemmen, dragen op aan Jan Huijbens een stuk broek genaamd 'die Eelsen'; nog 'den Hoeven Bossch' met de goederen die ze in 'den Hoegen Bossch' hebben en met nog andere erven sorterend in de Brabantse bank, voor 1200 rinsgulden en 12 gulden als een kermis, alles volgens de voorwaarden die ze ervan gemaakt hebben en die hierna geregistreerd zijn. Jan Huijben is ter gichte gekomen.

Daarna volgt de conditie.

Voorwaarden waarop Peeter Neven zoon van Willem en Peeter Quaeijen als momber van zijn huisvrouw Maria Neven met proclamatie en uitgaan van de brandende kaars zullen verkopen het goed dat ze onverdeeld liggen hebben binnen het dorp van Coorsel, zoals Jan Huijben alias Van Hamel dat jaren heeft in huur gehad. Het betreft een stuk land van 12 halsters zaaiens, een stuk broek genaamd 'het Itemanneken', een stuk broek geheten 'dEelsen', een stuk broek 'den Jacob', 'die Hoeveren Bossch' en het erf dat zij hebben in 'den Hogen Bossch'. Ze worden verkocht met hogen, met proclamatie en met uitgaan van de brandende kaars. Aan degene die de palmslag zal gegeven worden, die wint 16 rinsgulden en mag als eerste hogen. Elke hoge geldt 2 gulden: 1 voor de verkopers en 1 voor de hoger. Degene aan wie het goed bij het uitgaan van de brandende kaars zal blijven, zal alle onkosten moeten betalen: palmslag, hoogsels, lycop, schrijfgeld, godts penninck en alle andere hofrechten en onkosten zonder uitzondering en zonder dat ze van de koopprijs afgaan. De goederen zijn enkel belast met grondcijns aan de heer en ze willen hun geld los en vrij ontvangen. Overige condities te lezen in de akte.

Degene aan wie het goed zal blijven, zal voor een kermis 12 gulden moeten geven: de helft daarvan aan de huisvrouw van Peeter Quaijen en de andere helft aan de dochter van Peeter Neven in Lummen, Lijske genoemd. Lijcop nae landtcoop, godts penninck 2 gulden: 1 voor de kerk van Lummen en 1 voor de kerk van Coorsel. Als degene die de palmslag krijgt ook de koper wordt bij het uitgaan van de brandende kaars, zullen palmslag en hoogsels bij hem samensmelten en vergaan. Op dag van gichte moet de koper 600 gulden betalen. Wat de koopsom erboven nog bedraagt, daarvoor zal de koper aan dit goed een rente mogen gichten aan 6%. De eerste afbetaling daarvan zal minimum om een kapitaal van 200 gulden gaan en daarna kan dat met 100 gulden per keer.

In 1602 op 10 mei heeft Jan Huijben volgens deze condities voor de hele koop 1100 gulden gezet. Hiervoor kreeg hij de palmslag. Daar boven hoogde hij nog 100 hoogsels. Getuigen: Peeter Neven, Huijbrecht Huijben en Jan Lijnen secretaris.

Op 13 juni 1602 werd de kaars ontstoken en gebannen vanwege de beide heren op de voorgaande condities. De koop bleef aan Jan Huijben bij het uitgaan van de kaars. Jan Huijben betaalde toen voor de kermis 12 gulden. Het pontgelt van hetgeen in het Loons sorteert werd berekend op 22,5 gulden.

 

1602, 21 november. Folio 261

Jan Huijbens draagt op aan Peeter Neven een stuk broek genaamd 'die Eelsen', grenzend Peeter Tielens 1), Henrick Kenens 2) en de beek 3); nog een stuk erf genaamd 'den Hoeven Bossch' met ook hetgene dat hij heeft in 'den Hogen Bossch', zoals hij het hiervoor met gichte verkregen heeft van Peeter Neven en Peeter Quaeijen, als pand voor 30 rinsgulden jaarlijks met valdag op Kerstmis en voor het eerst in 1603. Hij kan deze rente afleggen met 500 rinsgulden lopend geld. Dat kan met 100 gulden voor 6 gulden jaarlijks, behalve voor de eerste keer waarbij 200 gulden moeten geven worden om 12 gulden jaarlijks af te leggen, zoals blijkt uit de condities. Peeter Neven is met recht tot de gichte gekomen.

 

1602, 21 november. Folio 261v

Jan Huijbens draagt op aan Peeter Quaeijen het voorschreven stuk broek genaamd 'die Eelsen''; 'den Hoeven Bossch' met ook hetgene dat hij heeft in 'den Hogen Bossch', zoals hij het hiervoor met gichte verkregen heeft van Peeter Neven en Peeter Quaeijen, als pand voor 27 rinsgulden jaarlijks met valdag op Kerstmis en voor het eerst in 1603. Af te leggen met 400 gulden lopend geld volgens de voorgaande condities. Peeter Quaeijen is ter gichte gekomen.

In 1611 op 25 maart heeft Peeter Quaeijen de panden van Jan Hubens gekweten van deze 15 rinsgulden jaarlijks, bekennend dat hij voldaan was.

 

1602, 27 november. Folio 262

Meester Henrick Alen, in de naam van het 'Broederschap van Onser Liver Vrouwen tot Wuestherck', draagt op en kwijt aan Peter Aerdts en zijn panden van de 20 stuivers jaarlijks zoals de heren 'Cathuijzers van Rummuijn' jaarlijks op Peters panden trokken. Dat gaat om 'die Heeij aen het Breet Vin' gelegen. Deze 20 stuivers jaarlijks hadden de Kartuizers aan het broederschap in Wuestherck gegeven. Voor deze 20 stuivers heeft Peter voorschreven 'over vier jaer ende noch meer' aan deze broederschap overgegicht een andere 20 stuivers jaarlijks die hij met gichte verkregen heeft van Ardt Van Elszrack als man en momber van zijn huisvrouw Magriet Keellemans staand in Schulen op huis en hof van Bernardt Meijnen. Peeter is ter gichte gekomen.

 

1602, 05 december. Folio 262v

Geert Brouwers als momber van zijn huisvrouw releveert het versterf dat hen is verstorven na de dood van 'haren vrouken' Elisabeth Brouwers: een beemd in Oversel, groot 2 dachmael, grenzend Jacob Wellens, Jan Bastens en 'den Hasaert' 3). Geert is ter gichte gekomen.

 

1602, 05 december. Folio 262v

Wouter Jueten releveert na de dood van zijn moeder 3 rinsgulden jaarlijks die staan op panden van Jan Van Postel, die hiervoor gegicht heeft Claes Vaes, Aerdt van Postel. Wouter is ter gichte gekomen.

 

1602, 05 december. Folio 262v

Catlijn Boelaerts releveert na de dood van haar ouders een stuk broek genaamd 'die Roeij Beeck', grenzend Joes Slangen, Joris Beerten en de erfgenamen van Henrick Cuppens. Jan Wellens is in de naam van zijn huisvrouw ter gichte gekomen.

 

1602, 05 december. Folio 263

Jan Vanden Kerckhoff heeft het versterf ontvangen dat hem is verstorven na de dood van Aerdt en Maria Vanden Kerckhoff, zijn kinderen: huis en hof in Stall gelegen, grenzend Jan Cornelis O, Huijbrecht Vogelers W; nog een stuk land genaamd 'den Dieren Coop', grenzend Geert Claes 1), Cristina Guekens 2); nog een stuk land genaamd 'den Putmans Driessch', grenzend Gielis Seysens 1), Jan Vuegels 2); nog een stuk broek aan de schans gelegen, genaamd 'het Boender', grenzend Jan Smeets kinderen 1), Mathijs Claes 2). Jan Vanden Kerchoff is met recht tot de gichte gekomen.

 

1602, 05 december. Folio 263

Catharina en Maria Ermen releveren het versterf dat hen is verstorven na de dood van hun ouders: 2 stukken broek in Oversel gelegen. Het ene grenst Jan Bestens, Jan Wellens en Wouter Jueten. Het ander paalt Jan Wellens aan 2 zijden. Geert Brouwers is als momber van de kinderen ter gichte gekomen.

 

1602, 05 december. Folio 263v

Jan Claes als momber van zijn huisvrouw Maria Hueveners, Cristiaen Hueveners, Frans Convents als momber van zijn huisvrouw Elen Hueveners releveren het versterf dat hen na de dood van hun ouders is verstorven: huis en hof zoals ze het verkregen hebben van Peeter Wellens op 21 februari 1602; nog een hof in Stal aan het huis gelegen, grenzend Henrick Valetijns en sheeren straet, Aerdt Convents 4); nog een dries, grenzend Frans Convents 1) en verder sheeren straet; nog een stuk land genaamd 'het Neer Bloeck', grenzend Geert Claes 1), Peeter Wijnen 2) en sheeren straet 3); nog een stuk broek genaamd 'den Bakelman', grenzend Maria Smeets 1), de erfgenamen van Peeter Inde Molen(?) 2); nog een ven genaamd 'het Breetvenne', grenzend Mees Lompen 1) en verder sheeren straet. De partijen zijn ter gichte gekomen.

 

1602, 05 december. Folio 264

De rentmeester had in de naam van de heer diverse keren laten roepen binnen de kerk van Coorsel wie enige handelingen had met 3 'vlaesschen eertijds wijers geweest zijnde' die aan de heer toekomen, gelegen in Coorsel omtrent 'den Hoigen Bossch'. Twee zijn genaamd 'die Bossch ende Vlassch Wijers' en de andere 'den Droogen Wijer'. De 'Vlassch Wijers' grenzend 'den Hogen Bossch' 1), 'het Hechtels Broeck' 2), 'die Thijs Vennen' en 'des heeren aert' aan de andere zijden. 'Den Droogen Wijer' grenst 'den Goosens Wijer' 1), 'die Witte Berge' met sheeren aert 2) en 'den Bremit Wijer' 3). Deze vijvers hebben veel jaren 'desolaet' (verlaten) gelegen, zodat er geen memorie van is dat het wijers zijn geweest of dat er enig profijt van is gekomen. De rentmeester heeft aan degenen die er 'handelinge' mee mochten hebben 'dach bescheijden' tegen 24 mei 1601 om met advies van de justitie het beste profijt voor de heer te doen. Valetijn Valentijns verscheen en hij heeft voor de wijers jaarlijks in erfcijns geboden 2 rinsgulden Brabants, die elk jaar zoals andere cijnsen Ephifanie te betalen staan en dit jaar voor het eerst. Voorwaarde is dat Valentijn deze wijers binnen de 3 volgende jaren behoorlijk zal repareren 'ende melioratie stellen' (verbeteringen aanbrengen) zodat ze voor de jaarlijkse cijns zullen goed zijn. Als dat niet gebeurt, moeten Valentijn of zijn nakomelingen aan de heer voldoende onderpand stellen voor de cijns van 2 gulden jaarlijks Brabants. Er verscheen niemand die meer bood. Daarom heeft de rentmeester met advies van de schepenen in de naam van de heer aan Valetijn deze wijers opgedragen voor de jaarlijkse cijns van 2 gulden Brabants erfelijk, volgens de goedkeuring en het believen van de heer.

Op 5 maart 1602 is dit voorgelegd aan Sebastiaen Reijchaerts secretaris van de heer, die het in de naam van de heer heeft goedgekeurd ('geadvoeijert'). Valetijn Valentijns is op 5 maart 1602 met recht ter gichte gekomen. Valetijn heeft hiervan een gezegelde brief gewenst.

 

1603, 08 januari. Folio 265

Aleth (Elen) Witters alias Lekens releveert het versterf dat hen is verstorven na de dood van hun ouders: een stuk broek aan 'den Hoigen Bossch' gelegen, grenzend Anna Cromps (?) en des heeren aert. Goris Meijnen is in de naam van Aleth ter gichte gekomen.

 

1603, 08 januari. Folio 265

Helena, Margriet en Catharina Crompvoets releveren het versterf dat hen is verstorven na de dood van hun ouders: 2 stukken broek in Oversel gelegen. Het ene grenst Dionijs Knaep en de kinderen van Hennen Keeskens(?). Het tweede grenst Jacob Van Vlasmael en Marten Gentis. Goris Meijnen is in de naam van de partijen ter gichte gekomen.

 

1603, 08 januari. Folio 265v

Catharina Oeijen releveert het versterf dat haar verstorven is na de dood van haar ouders: een stuk broek in Oversel, grenzend 'den Pels Beempt' en 'die Roeij Beeck'. Goris Meijnen is in de naam van Catharijn ter gichte gekomen.

 

1603, 08 januari. Folio 265v

Jacob Van Vlasmael heeft het versterf ontvangen dat hem is verstorven na de dood van Catlijn Broecmans alias Voets, zijn huisvrouw zaliger. Het gaat om 2 stukken broek in Oversel. Het ene grenst de kinderen van Henrick Keeskens en de kinderen van Andries Boelaerts. Het andere grenst Govaert Moens en Marten Gintins. Goris Meijnen is in de naam van Jacob ter gichte gekomen.

 

1603, 08 januari. Folio 265v

Huijbrecht en Vreijs Cuppens releveren het versterf dat hen is verstorven na de dood van hun ouders: een stuk broek in Oversel gelegen, grenzend Marten Gintis, 'die Groot Beeck'. Goris Meijnen is in de naam van Huijbrecht en Vreijs ter gichte gekomen.

 

1603, 08 januari. Folio 266

Peeter de Scheper releveert het versterf dat hem is verstorven na de dood van zijn ouders: een stuk broek aan 'den Hoigen Bossch' gelegen, grenzend Jan Huybens en Jaspar Tielemans. Goris Meijnen is ter gichte gekomen in de naam van Peeter.

 

1603, 08 januari. Folio 266

Maria Boelaerts heeft het versterf ontvangen dat haar is verstorven na de dood van hun ouders: een stuk broek aan 'den Molen Slach' gelegen, grenzend des heeren aert en Govaert Moens. Goris Meijnen is in de naam van Maria ter gichte gekomen.

 

1603, 08 januari. Folio 266

Jan Doelmans heeft ontvangen na de dood van zijn ouders een stuk broek in Oversel gelegen, grenzend Joes Slangen 1), 'die Roeij Beeck' 2). Goris Meijnen is in de naam van Jan Doelmans ter gichte gekomen.

 

1603, 08 januari. Folio 266v

Aerdt Jannes releveert het versterf dat hem is verstorven na de dood van zijn ouders: een zille broek in Oversel gelegen, grenzend de kinderen van Elen Vreijssen 1), de kinderen van Henrick Keeskens 2). Goris Meijnen is ter gichte gekomen in de naam van Aerdt voorschreven.

 

1603, 09 januari. Folio 266v

Henrick en Maria Valentijns releveren het versterf dat hen is verstorven na de dood van hun ouders: een stuk land achter het huis gelegen, grenzend Mathijs Hueveners 1), de erfgenamen van Jan Van Postel 2); nog een stuk land in Coorsel aan 'de Linde' gelegen, grenzend de straat aan 3 zijden, Jan Vander Hercken 4). Aerdt Convents is in de naam van de voorgenoemde personen ter gichte gekomen.

 

1603, 15 januari. Folio 267v

Frans Convents draagt op aan Peeter Aerdts een beemd op 'den Castelschen Dijck' gelegen, grenzend Peter Stevens 1), 'die Maelbeeck' 2), Pauls Pouls 3), 'sheeren oft den Castelschen Dijck' 4), met nog een stuk broek genaamd 'den Wrancken Bempt', grenzend 'die Maelbeeck' 1), Jacob Beckers 2) en 'die Oude Beeck' 3). Frans draagt ze samen op als pand en onderpand voor 10 gulden Brabants jaarlijkse rente met valdag op 'derthien dach' (Driekoningen) en voor het eerst in 1604. Deze rente moet vrij en los betaald worden, zonder enige korting van schattingen, belastingen of beden. De rente kan afgelegd worden met 150 gulden in geld zoals op dat moment hier in Lummen zal gangbaar zijn, met rente. Godtspenninck 2,5 stuivers, pontgelt 7,5 rinsgulden. Frans heeft ingestemd met een gezegelde brief hiervan. Peter Aerdts is ter gichte gekomen.

In 1626 op 24 september heeft Peeter Aerdts deze rente gekweten, bekennend dat hij alles betaald kreeg, zowel het kapitaal als de verlopen renten.

 

1603, 06 februari. Folio 269v

Jan Bastens releveert het versterf dat hem is aangekomen na de dood van zijn ouders: een stuk broek in Oversel gelegen, grenzend Andries Boelens erfgenamen 1), Mathees Beerten erfgenamen van Hechtel aan 2 zijden. Jan is ter gichte gekomen.

 

1603, 06 februari. Folio 269v

Jan Bastens draagt op aan Jan Lemkens en Elisabeth Bastens het voorschreven stuk broek hiervoor gereleveerd voor 166 gulden 13,5 stuivers, lijcop nae landtcoop, godts penninck 1 ernestus. Jan en Elisabeth zijn ter gichte gekomen.

 

1603, 06 februari. Folio 270

Jan Lemkens draagt zijn tocht op aan Geert en Jan Bastens van zijn aandeel van de voorschreven beemd, die hij hiervoor ontvangen heeft. Geert en Jan als wettige erfgenamen zijn ter gichte gekomen.

 

1603, 06 februari. Folio 270

Geert en Jan Bastens hebben het voorschreven broek opgedragen, waarvan ze hiervoor de tocht hebben ontvangen, tot behoef van Jan Lemkens voor 100 gulden Brabants. Het broek is enkel belast met grondcijns aan de heer. Dit goed is verkocht met andere goederen die sorteren in de 'hoff van Everbuer' of in het Brabants. Die hier sorteren zijn geraamd op 100 rinsgulden zoals voorschreven is. Jan Lempkens is ter gichte gekomen.

 

1603, 06 februari. Folio 270

Lambrecht Witters releveert het versterf dat hem is verstorven na de dood van zijn vader Mathijs Witters: een stuk broek in Oversel gelegen, grenzend Joris Beerten, Marten Gengis, Henrick Keeskens erfgenamen en 'die Roeij Beeck'. Jan Boelaers is in de naam van Lambrecht Witters ter gichte gekomen.

 

1603, 06 februari. Folio 271

Caerl Van Ham draagt op aan Philips Vander Luecken zijn rechten die hij in de toekomst mocht hebben op huis en hof en al wat daarbij hoort dat Jacob Inden Goer in tocht bezit, in Rue gelegen. Verkocht voor een koe en een bed en 4 vaten koren, samen geraamd op 25 gulden. Godts penninck 1 vat koren, lycop 30 stuivers. Philips is ter gichte gekomen.

 

1603, 06 februari. Folio 271v

Geertruijt Luijten, als afgevaardigde van Hans Duits zoals hierna blijkt, kwijt Aerdt Lambrechs van de koop die hij onlangs heeft gedaan tegen haar man voorschreven. Ze is volledig voldaan.

Op 12 januari 1603 heeft Hans Duijtschen zijn huisvrouw Truijke Luijten afgevaardigd en volkomen last gegeven om te verschijnen voor de justitie van Lummen en daar kwijting te doen van pand en persoon. Hans gaat akkoord met al hetgeen dat zijn vrouw zal doen. Getuigen: Jan Aerdts alias Mantels en Jan Peeters als getuigen. Getekend Vincent Spralants als notaris.

 

1603, 06 februari. Folio 272

Philips en Jan Vande Laer opheldinghe.

Philips en Jan Vande Laer releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een heide en bos op de Stap gelegen; nog een boender bos 'opde Stap' gelegen; nog een zil land 'opt Olinger Velt'; nog 3 zillen bos in 'de Heroens Straet'; nog een stuk land 'opt Bruijnincx Velt'; nog een bos 'opde Stap' gelegen; nog een stuk broek genaamd 'die Oeijkens Donck'; nog een half boender broek in 'de Belinck'; nog 2 boender broek genaamd 'die Rieten'; nog een beemdje aan 'de Banhuijs Voert'; nog 31 gulden jaarlijks op het dorp van Schuelen en verder al wat hier sorteert. Philips en Jan zijn ter gichte gekomen.

 

1603, 28 februari. Folio 274v

Peeter Kenens draagt op aan Gielis Coecx een half vat zaaiens gelegen in Schuelen 'int Libens Velt', grenzend Anna Mes van Hasselt 1), Gielis voorschreven 2) en sheeren straet 3), voor 43 gulden Brabants eens. Op datum van gichten 27 gulden betalen en de rest op Sint-Gielis eerstkomend. Het is enkel belast met cijns aan de heer. Lycop nae landtcoop, godts penninck een halve ernestus. Gielis is ter gichte gekomen.

 

1603, 28 februari. Folio 275v

Joes Slangen releveert een beemd in Oversel gelegen, zoals hem die is gemaakt door huwelijksvoorwaarden tussen Heijlke Reijnders en Geert Ermen op 15 september 1598, volgens het schepenregister van Exel. Deze beemd is hiervoor verkocht geweest, maar de gicht is hier niet aangebracht. Hij wordt gerekend op 200 gulden en Joes betaalt voor pontgelt 10 gulden. Joes Slangen is ter gichte gekomen mits betalend de approbatie.

 

1603, 06 maart. Folio 278v

Lambrecht Opde Cruijsstraet van Exel als momber van zijn huisvrouw Catharina releveert na de dood van haar ouders haar aandeel van een stuk broek in Oversel gelegen, grenzend de beemd van Henrick Heeren 1), Cleijnen Jaspaer 2), Henrick Keeskens kinderen 3). Lambrecht is ter gichte gekomen.

 

1603, 06 maart. Folio 278v

Lambrecht Opde Cruijsstraet van Exel heeft opgedragen aan Jan Tijs het voorschreven deel van het broek dat hij hiervoor heeft ontvangen voor 90 gulden Brabants. Betaald. Enkel belast met cijns aan de heer. Jan Tijs is ter gichte gekomen.

 

1603, 06 maart. Folio 278v

Jacob Wellens releveert na de dood van de moeder van zijn huisvrouw en door het testament van de vader van zijn huisvrouw 1,5 dachmael broek in Oversel gelegen, grenzend Geert Brouwers 1), Peeter Teppers 2). Jacob is ter gichte gekomen met recht.

 

1603, 06 maart. Folio 279

Jacob Cleijns releveert en draagt op aan Jan Boelaerts het virendeel van een stuk broek gelegen 'in Molenslach', groot omtrent 2 dachmael, grenzend 'den Coorselsche Aert' 1), Jan of Thomas Boelaerts 2) en nog andere erven, zowel Brabantse als andere die hier niet sorteren. Samen verkocht voor 150 gulden, lijcop 28 stuivers, godts penninck 11 oord. Jan is ter gichte gekomen en Jacob kreeg zijn geld.

 

1603, 06 maart. Folio 279v

Willem Geerts in de naam van zijn kind, verwekt bij zijn overleden huisvrouw Catrijn Cornelis, releveert het versterf dat het kind is aangestorven na de dood van Jan Cornelis, de grootvader van het kind. Het betreft huis en hof in Coorsel; nog een stuk land en broek in Castel gelegen; nog een stuk land in Stal en al wat hier nog sorteert. Willem is in de naam van zijn kind tot de gichte gekomen.